Auto I
een grote imperial stopte.
er zat een klein meisje in.
dag, zei ze, wou je meerijden?
ik vroeg waar ze naar toe ging.
vind je het niet vreemd, vroeg ze
dat ik vreemde mannen oppik?
vind je het niet vreemd, vroeg ik
dat ik tegen vreemde vrouwen spreek?
ik heb geen naam, zei ik, maar ik
wou dat ik orpheus heette op zijn
portugees uitgesproken, or-fee-oo,
wil jij mij or-fee-oo noemen?
ja, zei ze, ja, or-fee-oo.
ik houd van negers, zei ze.
zooo, zei ik, hoe oud ben je?
dat, zei ze, vraag je toch nooit aan
hoe kom je aan deze auto, vroeg ik.
je vraagt teveel, zei ze, hij is
van tekelien. geef mij nou ook
ik wil jouw bruin kindje wel zijn, zei ik.
nee, zei ze, je bent al groot.
nou dan zal karlos je misschien wel
eentje willen geven, zei ik.
karlos woont acht jaar hier vandaan,
zei ik, als wij bij karlos aankomen,
ben je zestien, de rijpe leeftijd.
ik wil jou niet als kindje, zei ze,
en ik wil geen kindje van karlos,
ik wil een kindje van jou. en als
je mij geen kindje wil geven, dan
laat ik de wekker aflopen, mor-fee-ooh.
k. fecit
|
|