H. Tai:
Is het met de Antilliaanse literatuur slecht gesteld?
Deze vraag kan ontkennend en bevestigend beantwoord worden. Ontkennend is gemakkelijk; men hoeft slechts enkele exemplaren van ‘Watapana’ door te bladeren om onder de indruk te komen van het uitgestalde talent. En toch kan er met evenveel recht gezegd worden dat de situatie allesbehalve rooskleurig is. Hoe staat het met de erkenning van de Antilliaanse auteur? In hoeverre wordt hij gewaardeerd of heeft hij een stem?
Als wij deze vragen proberen te beantwoorden, dan komen wij tot de ontdekking dat de Antilliaanse dichter of schrijver in feite een proletariër is. Zijn literaire werken kunnen beschouwd worden als zijn kinderen, maar de mogelijkheden om zijn kinderen een goede opvoeding te geven - om ze te laten schitteren - worden hem niet geboden.
Hoe vaak komt het niet voor dat de Antilliaanse dichter met zijn gedichten geen raad weet: zijn werken komen tenslotte in een bureau-la of in de prullebak van de officiële instanties terecht of ze blijven ongepubliceerd in zijn eigen bureaulaatje liggen.
Maar er is toch de Stichting ter bevordering van de Antilliaanse literatuur, die, volgens de woorden van de heer J.H. Baujon, secretaris van genoemde Stichting, het als haar taak beschouwt de Antilliaanse auteurs zoveel mogelijk te helpen met het uitgeven van hun werk?
De mensen, die ervaring met deze stichting hebben, zullen hard beginnen te lachen. Drie jaar wachten op de uitgave van een manuscript is voor velen te lang (Vgl. ‘E raís ku no ke muri’ van Guillermo Rosario, waarvan het manuscript ongeveer twee jaar lang bij De Bezige Bij in Amsterdam is blijven liggen). Een dichter kan in die jaren de weg van romantiek naar sociale bewogenheid hebben afgelegd. Het hoeft verder geen betoog dat de lezers zodoende een vertekend beeld krijgen. En dan mag de betreffende auteur nog in zijn handen klappen, als de almachtige Stichting in een genadige bui besluit zijn werk uit te geven. Een bestuurslid van de Stichting heeft er niet voor geschroomd een manuscript een jaar lang achter te houden, omdat het werk hem persoonlijk niet beviel.
Wij vragen ons af of de Antilliaanse auteur met deze situatie genoegen blijft nemen. En wat kan eraan gedaan worden?
Ten eerste zullen de Antilliaanse auteurs zich moeten organiseren. Als organisatie kunnen zij de Sticusa, de Stichting ter bevordering van de Antilliaanse literatuur, de Minister van Cultuur op de Antillen en andere instanties of organen benaderen en hun stem laten horen. Zij kunnen ook beginnen met de handen uit de mouwen te steken en elkander helpen bij de uitgave van manuscripten.
Dit idee is bepaald niet uniek. Te Eindhoven bestaat sedert jaren een ‘Doe het zelf’ uitgeverij. Deze uitgeverij wordt geleid door dichters die zich genoodzaakt voelen jonge dichters te helpen bij de publicatie van een manuscript. En met succes! Verschillende publicaties zijn met een prijs bekroond geworden!