Joseph
Voor Carry van Bruggen en Mary Dorna kwam de ‘revival’ na hun dood, voor Josepha Mendels is er nu, gelukkig, een late, tweede roem. Josepha Mendels is er, blijkens een interview dat Elly de Waard met haar had (in De Volkskrant, 15 april 1980), blij mee. Ze is bezig haar memoires te schrijven, en een paar kleine, fraaie stukken staan in haar nieuwe bundel, Welkom in dit leven. Max Nord schreef een portret, opgebouwd uit een biografische schets, een kleine beschouwing over haar werk, fragmenten uit haar romans, twee proeven van haar journalistieke werk, aangevuld met kritieken (lovend) over haar werk van Vestdijk, Greshoff, Dinaux, Johan van der Woude en Clara Eggink.
Josepha Mendels is, en wat dat betreft past ze perfect in de Nederlandse traditie, een autobiografische auteur. Nord kan alle biografische feiten die hij noemt illustreren met passages uit haar boeken. Dezelfde gebeurtenissen gebruikte ze meermalen. Tegen Elly de Waard zei ze: ‘Bij het schrijven ben ik een naaister die alle stukken die ze over heeft bewaart. Zomen, een ceintuur, repen die over zijn, worden elders weer toegepast. Stukken stof worden bij mij nooit weggegooid en bij het schrijven is het net zo.’
Het stukje stof dat het vaakst is losgetornd is dat Josepha een jongen had moeten zijn. De ‘mini-autobiografie’ Familieportret, waarmee Welkom in dit leven opent, komt ook voor in Rolien en Ralien en Als wind en rook. Haar vader Isidore Mendels was zo teleurgesteld dat Josepha geen Joseph was, dat hij een van de twee rijksdaalders voor de baker in zijn zak terug liet glijden. Er is een passage in Rolien en Ralien, waarin de onherstelbaarheden die ouders aanrichten in hun kinderen onnadrukkelijk worden ontleed: ‘Het merendeel der ouders zaait zo kwistig het zaad waaruit die sombere en geweldige plant, eenzaamheid, verrijst. En wanneer iets van haar schaduw hen bereikt, stoten zij in naïeve verbazing een of ander zinnetje uit, als - Hoe komt ons kind toch zo... Van wie heeft ze dat in vredesnaam?’ Hoe schuldig zijn ouders?
Er is een gedicht van Harry Mulisch, dat twaalf regels lang eenzelfde ‘waarom-daarom’ dreunend herhaalt: ‘Dat komt gewoon omdat zijn vader eens / gewoon omdat zijn vader in zijn jeugd.’ Maar Josepha Mendels blijkt in staat een stapje meer te durven zetten op de ‘waarom-ladder’. Zo portretterde ze in Als wind en rook het (ongelukkige) huwelijk van haar ouders, in wie, op hun beurt, bomen van eenzaamheid werden geplant. Als wind en rook lijkt overigens sterk op Carry van Bruggens De verlatene, het is even ontroerend, en er zitten merkwaardig vergelijkbare zwakke plekken in.
In Welkom in dit leven staat het verhaal Achttien paar handen, geschreven voor haar zoon, en daarin is zij zelf de ouder, die bezig is littekens te veroorzaken. Maar alweer, er is geen somber zelfbeklag, aan de oppervlakte is het een luchtig verhaal over achttien ‘au pairs’, in minder dan tien jaar ‘versleten’.
Het opvallendste aan wat aan nieuw werk in de bundel Welkom in dit leven staat (er zijn wat verspreide verhalen die ze voor 1960 schreef opgenomen) is dat Josepha Mendels dezelfde, onweerstaanbare, lichte toon heeft weten te bewaren die van Rolien en Ralien zo'n schijnbaar naïef meesterwerkje maakte. De autobiografische schetsen, ook ‘Freudiaanse snippers’ en de ‘mini-trilogie’ ‘Jaloezie’, ‘Liefde’, ‘Vriendschap’, zijn teder, ontroerend, gevoelig. Josepha Mendels heeft het over liefde en dood alsof het trivialiteiten zijn. ‘Liefde’ is het mooist, over een minnaar die zelfmoord pleegde. Het is droevig en geestig tegelijk, vol intieme kleine grapjes. Ethel Portnoy, die met Josepha Mendels het gevoel voor het banale deelt, plus de kwaliteit daarover níét banaal te schrijven, gebruikte eens de titel ‘Frauenliebe und -Leben’. Het zou ook boven deze stukken hebben kunnen staan. Sensueel en toch kuis. Valt het aan mannen uit te leggen?