Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981 (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.00 MB)

ebook (30.44 MB)

XML (3.77 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981

(1981)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

De bloei der Vestdijkologie
Anton Wachter onder de loep en de foto's van de vrouwen

Over ‘Terug tot Ina Damman’ en de andere Anton Wachter romans door R. Marres Uitgever: Wetenschappelijke Uitgeverij / De Arbeiderspers, Synthese-reeks, 185 p., f26,50
Vestdijk tien jaar na de dood van Vestdijk Vestdijkkroniek nr. 32 Uitgever: H. Gianotten, 160 p., f9,50

Rudi van der Paardt

Hoeveel uitspraken van Simon Vestdijk hun profetische waarde ook hebben bewezen, de voorspelling die hij over zijn eigen ‘overlevingskansen’ heeft gedaan: ‘Na mijn dood zullen ze me lelijk in de steek laten, hoor!’ kan men moeilijk anders dan als ‘inmiddels gefalsificeerd’ bestempelen. En nog sterker: pas eigenlijk na zijn dood in maart 1971 heeft Vestdijk de belangstelling en waardering gekregen die hij van uitgevers en lezerspubliek verdiende. Zijn gedichten, verhalen en recentelijk ook zijn romans werden in prachtige uitgaven verzameld, onuitgegeven werk werd alsnog gepubliceerd, van verschillende bundels essays en een tiental romans verschenen herdruk na herdruk; Vestdijks bewonderaars verenigden zich in een Vestdijkkring, die vanaf 1973 een kwartaalschrift, Vestdijkkroniek, liet verschijnen en ook buiten de kring werd driftiger dan ooit over ‘de kluizenaar van Doorn’, ‘de duivelskunstenaar’, ‘Simon de magiër’ geschreven in boek- of tijdschriftartikelvorm.

 

Er zijn diverse verschillen in de Vestdijkkritiek vóór en na 1970 te constateren. De biografische belangstelling voor Vestdijk, die voordien vrijwel alleen was gebleken uit het boek van Nol Gregoor over de eerste Anton Wachterromans, Simon Vestdijk en Lahringen (1958) - terecht door Anne Wadman in zijn Handdruk en handgemeen (1965) met een dissertatie vergeleken - is duidelijk toegenomen. Men denke hier aan de onthullingen van Martin van Amerongen over de biografische achtergronden van De schandalen, aan Henriëtte van Eyks Dierbare wereld met een ontroerend hoofdstuk over haar verhouding met Vestdijk, uit een aantal artikelen van dezelfde Gregoor, en ook van Hans Visser, die in de Kroniek een tweetal beschouwingen aan de Amsterdamse Wachter-romans wijdde.



illustratie
Simon Vestdijk


De belangstelling voor het werk heeft zich verbreed en verdiept. Een gedeelte van Vestdijks oeuvre dat bij zijn leven nauwelijks aan bod kwam, de poëzie (door Martin Hartkamp in drie delen dundruk verzameld), lijkt pas nu te worden ontdekt: de Verzamelde Gedichten waren betrekkelijk snel uitverkocht, afzonderlijke bundels werden herdrukt, in bloemlezingen is Vestdijk vaak goed vertegenwoordigd (Komrij gaf hem ‘een tien’), een monografie over Vestdijks poëzie van de hand van Tom van Deel is aangekondigd.

Handreikingen

Ook voor de essays en kritieken van Vestdijk lijkt de belangstelling alleen maar toe te nemen. Voor een deel is die te verklaren uit de erkenning van het essayistisch vakmanschap: de bundel Essays in duodecimo bij voorbeeld kan dienen als handboek voor opstelschrijvers. Bij Vestdijkspecialisten is de concentratie op de essays uitgegroeid door het inzicht dat Vestdijk daarin vaak impliciet handreikingen biedt voor de interpretatie van zijn fictionele werk, speciaal zijn romans. Dat ook die de laatste jaren druk worden geanalyseerd is bekend genoeg. Het hier te bespreken boek van Marres over de Anton Wachter-romans is er het zoveelste voorbeeld van.

De laatste aflevering van de Vestdijkkroniek: ‘Vestdijk tien jaar na de dood van Vestdijk’, geeft van al deze ontwikkelingen een aardig, zij het niet geheel representatief, beeld en doet via een door Martin Ros en Maarten 't Hart opgestelde vragenboog ook iets aan de actueelste vorm van literatuurstudie: de receptie-esthetica. Dat er niet zo erg veel opzienbarends uitkomt ligt, dunkt me, voor een klein deel aan de vragen (die hadden soms wat scherper gekund), maar grotendeels aan de keuze van de geënquêteerden. Wat moet ik nu bij voorbeeld met het antwoord van Hubert Lampo (Vlaams auteur) dat men de opgroeiende jeugd geen Ierse nachten of Eiken van Dodona moet laten lezen, maar wel De kellner en de levenden en De koperen tuin? Waarom iemand enquêteren die Vestdijk en Bordewijk niet uit elkaar kan houden? De prijs voor de beste antwoorden gaat wat mij betreft naar S. Dresden (die met Vestdijk in 1957 een kostelijke dialoog over het detective-verhaal schreef, die een herdruk zeker verdient): hij is to the point, relativerend, geestig - kortom, een waardige compagnon van de Meester.

De biografische kant van de Vestdijk-studie is in dit nummer goed vertegenwoordigd met een interview met Mieke Vestdijk en een portfolio ‘Vrouwen in het leven en het werk van Vestdijk’ samengesteld door kandidaat-biograaf Hans Visser. De verontwaardigde reactie van Piet Grijs (VN 14/11) op Vissers bijdrage vind ik erg overtrokken. Weliswaar lopen leven en werk van Vestdijk in Vissers overzicht door elkaar, maar dat gebeurde de schrijver zelf ook nogal eens. Onder het fotomateriaal bevindt zich in ieder geval menige surprise. En ik zou toch ook niet graag het volgende, voor mij onweerstaanbaar komische, gedichtje gemist hebben - Vestdijk schreef het in een exemplaar van Rumeiland dat hij gaf aan Vera de Vries (Xaviera Hollander):

 
Dit boek is voor de lieve Vera
 
Ik wensch haar geenszins de koléra
 
Maar wel, dat zij met heel haar wezen
 
Dit boek tot 't eind toe uit zal lezen.

Vestdijkkroniek nr. 32 bevat verder onder andere stukken van Maarten 't Hart en Rob Schouten over Vestdijk en de muziek, overigens weinig betreden terrein in de Vestdijkologie, een opstel van Peter de Boer over plagiaat van Vestdijks Het vijfde zegel in een Duitse monografie over El Greco, en een artikel van het echtpaar Abell over De kellner en de levenden. Het is jammer dat een beschouwing over Vestdijk als dichter ontbreekt (maar die schijnt nog te komen), nu weerspiegelt het nummer niet precies wat er op het ogenblik in de Vestdijk-studie omgaat.

Psychologie

Datzelfde bezwaar, maar dan in sterkere mate, heb ik tegen de eerder genoemde studie van R. Marres over de Anton Wachter-romans, zojuist

[pagina 55]
[p. 55]

in de serie Synthese verschenen. De auteur, wetenschappelijk medewerker bij de vakgroep Nederlands te Leiden, heeft zich eerder doen kennen als een deskundige op het gebied van de psychologische benadering van literatuur. Die is bij Vestdijk uiteraard zeer toepasselijk en dat Marres voor zijn analyse van de Wachter-romans gebruikt maakt van Vestdijks eigen Het wezen van de angst kan ik het moeilijk oneens zijn, waar ik zelf in een overzichtsartikel in Vestdijkkroniek 32 schrijf: ‘Het wachten is op een studie, waarin vanuit de angst-problematiek het gehele fictionele werk van Vestdijk wordt doorgelicht - een dissertatie misschien, gebaseerd op een boek dat zelf geen dissertatie is geworden.’

Ik vind dat Marres er beter aan had gedaan het derde (zeer lange) hoofdstuk van zijn boek, ‘Onderwerp en motieven’, als monografie te publiceren, als dissertatie misschien, al vermoed ik dat in een promotiecommissie weerstand zou zijn gerezen tegen het samenzweerderige toontje dat Marres tegenover de lezer bezigt. Hij zou als promovendus ook zeker op zijn vingers zijn getikt voor de onvolledige verwerking van de literatuur over de Wachter-romans: die is veel uitgebreider dan Marres ons met zijn ‘beknopt gebleven’ literatuurlijstje wil doen voorkomen. Enige uren studie in de zes deeltjes over tijdschriftpublikaties van en over Vestdijk samengesteld door Jean Brüll (Utrecht 1977-1981) en een bezoekje aan het Letterkundig Museum (afdeling krantenknipsels) hadden dit manco kunnen verhelpen. Intussen is het niet mijn bedoeling de waarde van Marres' analyse ‘van enkele neigingen en gevoelens van Anton Wachter, zoals ze vooral in relaties met anderen uitkomen’ - aldus wordt de doelstelling van de studie in de inleiding verwoord - in twijfel te trekken. Integendeel: zijn psychologische verkenningen in de Wachterwereld, uitgevoerd vanuit de angsttheorie die Vestdijk in zijn gemankeerde dissertatie ontvouwt, zijn minitieus en veelal overtuigend.

Ronduit voortreffelijk vind ik zijn analyse van Anton Wachters complexe relatie tot Tini Houtsma, de ‘gehate verloofde’ (uit De beker van de min). Zijn conclusie dat de visie van de verteller op deze relatie onjuist is lijkt moeilijk te weerleggen. Misschien had het de voorkeur verdiend de behandeling van het perspectief in deze romans vooraf te laten gaan aan de analyse van motieven en personages. Het hoofdstuk ‘Auctorieel en personaal vertellen’ komt nu een beetje als verplicht nummer met de zoveelste samenvatting van de theorieën van Stanzel, Booth, Blok en Anbeek. Het doet ook wat vreemd aan dat Marres uitsluitend in dit hoofdstuk consequent verteller en schrijver onderscheidt terwijl hij in zijn psychologische benadering gewoon over ‘Vestdijk’ spreekt (vergelijk de pagina's 95 en 162).

Marres heeft niet geprobeerd ‘over alle facetten van de reeks iets te zeggen, maar ervoor gekozen de belangrijkste de aandacht te geven die zij verdienen’. Kennelijk lopen onze visies over wat de belangrijkste facetten van de reeks zijn nogal uiteen. Ik zie bij voorbeeld in Vestdijks debuut Terug tot Ina Damman niet alleen een psychologische, in casu een autobiografische roman, maar ook een roman over de ‘keuze voor het talent’ (om een befaamde zinsnede uit een brief van Vestdijk aan Marsman aan te halen), voor de wereld van de Idee, zo treffend gesymboliseerd door de initialen van zijn ‘verre geliefde’. Ook het slot van de romanreeks, met de keuze van het waarnemerschap boven de vestiging als arts, zou ik in diezelfde symbolische richting willen interpreteren. Er zijn daarmee heel andere verbindingslijnen in het romanoeuvre van Vestdijk mogelijk dan die Marres in zijn afsluitende paragraaf trekt, want die zelfreferente symboliek treft men verder aan in Een huisbewaarder, De dokter en het lichte meisje en, vooral, De ziener.

Het is jammer dat in dit Synthese-deel, dat voor jaren toch wel hét boek over de Anton Wachter-cyclus zal zijn, aan deze vorm van symboliek geen aandacht is besteed. Een althans ten dele gemiste kans dus, maar gelukkig voor de Vestdijkologie en Marres niet de laatste.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Over 'Terug tot Ina Damman' en de andere Anton Wachter romans van Simon Vestdijk


auteurs

  • R.Th. van der Paardt

  • over Simon Vestdijk

  • beeld van Simon Vestdijk