Verslag
In De driehoekige reis wordt afwisselend vanuit twee vrouwen verteld, die elk een probleem hebben op te lossen en daarbij van elkaar profiteren: over en weer als donor-figuur optreden. Het dubbele perspectief zou heel ironisch of verhelderend kunnen werken (Couperus was daar al een meester in), maar in deze roman blijft dat uit. De personages begrijpen elkaar voordurend verkeerd, zonder dat het enige betekenis krijgt (zoals bij Couperus, en uiteraard Hermans) in de optiek, de ‘waardepositie’ van verteller of auteur.
De figuren die Hannes Meinkema hier ten tonele voert, zijn met een enkele uitzondering vrouwen die vermoeiend op elkaar zitten te letten, naar de meest minieme tekenen van goed- of afkeuring speuren, altijd in het ongewisse, of daarover aan het praten. Bij zulke personages zonder ego horen natuurlijk praatgroepen waarin ze met dito exemplaren doen alsof ze een persoonlijkheid bezitten die alleen nog even moet worden blootgelegd. Allemaal met een aardige opleiding, maar intellectueel van de tweede of derde garnituur, en met te veel vrije tijd om zich suf te piekeren - het lijkt wel of het naturalisme herleefd is.
Personages zonder geschiedenis, zonder noemenswaardige reflectie, waarover verteld wordt in een vlakke, van alle inspiratie gespeende stijl. Veel dialoog, verder overwegend inwendige monologen, in de derde persoon verteld, wat ook bijdraagt tot het vlakke en monotone van het boek: weinig beschrijving van ruimte en figuren, geen vertelletsstandpunt als tegenwicht, geen bijzondere spanning.
Te midden der lichtgewichten wordt de hoofdpersoon Moira, met haar ironie en artistieke belangstelling, en de enige die zich aan de terreur van het oeverloze praten onttrekt, geleidelijk interessant voor althans deze lezer. Belangwekkender dan de tweede hoofdfiguur Kate, met wie De driehoekige reis niettemin begint en eindigt. Des te spijtiger dat ook deze Moira een schim blijft: een typische Meinkema-personage.