Sigaartje?
Minister achter tralies is in zeker opzicht ook een moralistisch boek. Het is duidelijk dat Drion beoordeeld wordt. Maar terwijl hij door anderen veroordeeld wordt als een miserabel en laf politicus, blijkt hij voor diegenen die ‘zijn eigen waarheid’ kennen uiteindelijk toch geen slecht mens. Uitgerekend voor het kind, zijn zoon, waar hij de minst goede relatie mee heeft, offert Drion zich op, zich aldus voor zijn eigen geweten enigszins rechtvaardigend voor datgene wat hij op de Grebbenberg en in Oost-Duitsland en als minister heeft misdaan.
Minister achter tralies bevat ook enige subtiel gedoseerde symbolische elementen. Hoofdstuk drie begint met de beschrijving van twee parkieten, twee ‘Love-birds’ die aldus, haast achteloos, het verhaal van Drions kortstondige liefdesrelatie introduceren. Later keren die parkieten, op de hoogtepunten en dieptepunten in Drions leven steeds terug, met komisch effect als de parkieten in de weg zitten op het moment dat Drion verantwoording moet afleggen over zijn gedrag op de Grebbenberg en met een tragisch effect aan het slot als Drion, voor hij zelfmoord pleegt, eerst zijn parkieten verdrinkt.
Mooi van symboliek is ook de zin die Van Zomeren opschrijft als Drion zijn kamer opruimt na zijn aftreden als minister: ‘Een fraai gipsen steenuiltje uit Athene brak daarbij zijn nek en een vleugelpunt.’
Herhaaldelijk bevat het boek ook fraaie beeldspraak, onder andere in deze zin: ‘Een veldleeuwerikje krijste alsof men het met spelden aan de hemel had gestoken.’ Het is geen toeval dat al deze symboliek en beeldspraak betrekking heeft op vogels. Van Zomeren is een enthousiast amateur-ornitholoog. Zoals hij ook een enthousiast sigarenroker is. Misschien kan een journalist van Deze week eens uitzoeken of Van Zomeren soms gesponserd wordt door de Nederlandse sigarenfabrikanten, want hij noemt zo vaak merknamen van sigaren dat het een beetje vermoeiend wordt.
In elk boek van Van Zomeren vind je ook mooie, laconieke aforismen. In Explosie in mei noteerde hij bij voorbeeld: ‘Begeren is vooruitzien’ en in Minister achter tralies trof ik de verrassende uitspraak aan: ‘Luiheid is de motor van de evolutie’.
Minister achter tralies, zei Ferdinandusse, leest ‘als een soms schitterende roman.’ Het woord soms laat ik weg. Dit boek doet ons met zijn sobere, strakke, trefzekere stijl en zijn volstrekt ontluisterend beeld van de politiek, sterk denken aan het werk van Hermans. Bovendien bevat de roman één en ander wat elders in de Nederlandse literatuur van vandaag zo rampzalig afwezig is: uitmuntende dialoog, trefzekere typeringskunst, drama en spanning. Ten slotte bevat het ook nog datgene waar Ton Anbeek in De Gids om vroeg: straatrumoer en actualiteit. Want waar elders vind je zo'n beangstigend knap en ontluisterend beeld van de CDA-politiek in al zijn vertakkingen?
Ferdinandusse vreesde dat Van Zomerens interesse in de thriller sterk is afgenomen. Ik hoop het. Als Van Zomeren zo verder gaat kan hij ons op singels en pleinen brengen die voordien in de Nederlandse literatuur nog niet bezocht werden.