Verliefd op de feiten
Essays van de historica Barbara Tuchman
Practicing History Selected Essays door Barbara W. Tuchman Uitgever: Alfred A. Knopf, 306 p., f49,65 Importeur: Van Ditmar
Bastiaan Bommeljé
Er is de laatste jaren weer een sterk groeiende belangstelling voor de ‘narratieve geschiedschrijving’. Het grote succes van Le Roy Laduries Montaillou en ook het tamelijk doorwrochte recente theoretische proefschrift van F.R. Ankersmit, Narrative Logic, zijn daar voorbeelden van.
Eén van de meest gelezen hedendaagse historici die zich bezighouden met dit genre, de literaire maar wetenschappelijk verantwoorde evocatie van het verleden, is de Amerikaanse Barbara W. Tuchman. Haar boeken worden in ongelooflijke aantallen verkocht en al tweemaal werd zij onderscheiden met de Pulitzerprize. Recentelijk maakte haar A Distant Mirror: The Calamitous 14th Century (1978) ook in Nederland veel opgang, hoewel het niet eens tot haar allerbeste werk gerekend kan worden.
Het gaat wellicht te ver een zekere samenhang te veronderstellen tussen het grote publieke succes van Barbara Tuchman en de soms enigszins terughoudende reacties vanuit de academische wereld op haar werk. In het algemeen is men vol lof over haar ongeëvenaarde stilistische talent, haar scherpe intelligentie en haar oog voor de trefzekere anekdote, die haar gehele oeuvre zo'n speciaal karakter geven. Vrijwel altijd worden de loftuitingen echter gevolgd door opmerkingen als: ‘But is has little to offer the serious scholar.’
Inderdaad beweegt Barbara Tuchman zich min of meer in het overgangsgebied tussen de literaire geschiedschrijving en de historische roman, hoewel al haar werk berust op uitgebreid en zorgvuldig bronnenonderzoek en zij zich zelf in de eerste plaats als een oprecht historica beschouwt. Maar haar credo heeft zij ooit duidelijk geformuleerd: ‘What his imagination is to the poet, facts are to the historian. His exercise of judgement comes in their selection, his art in their arrangement.’
Barbara W. Tuchman
Wanneer men haar boeken zou toetsen aan moderne wetenschappelijke criteria valt zij ontegenzeggelijk door de mand als een naïeve ‘nominalistische narrativiste’. Maar dergelijke maatstaven verliezen in zekere zin hun relevantie wanneer men het werk eenvoudigweg leest omwille van haar onbetwistbaar briljante persoonlijke sfeertekeningen van tijdperken. Barbara Tuchman schrijft bovenal om gelezen te worden: ‘I think of myself as a storyteller, a narrator, who deals in true stories’, zoals zij het zelf uitdrukt in haar essay-bundel Practicing History.
In dit boek vindt men Tuchmans belangrijkste artikelen, journalistieke werk en addresses verzameld. Vijfenveertig jaar geleden is zij haar carrière begonnen als journaliste bij de Nation, een blad dat door haar vader, de bankier Maurice Wertheim, in de jaren dertig gekocht was om het van de ondergang te redden. Al spoedig werd zij uitgezonden naar Europa voor een aantal reportages over de Spaanse Burgeroorlog. Op het continent raakte zij vervolgens verwikkeld in allerhande activiteiten gericht tegen de politiek van noninterventie en appeasement der westerse mogendheden, hetgeen toentertijd door velen ‘premature antifascism’ werd genoemd.
De ondergang van de Spaanse Republiek in 1939 was ook voor Barbara Tuchman, ‘as a child of the 30's’, de oorzaak voor een cesuur in haar intellectuele ontwikkeling: ‘I replaced my illusions with recognition of realpolitik’.
Pas in de jaren vijftig begon zij opnieuw te publiceren, als eerste The Bible and the Sword (1956), over de relatie tussen Engeland en Israël door de tijden heen, en vervolgens de reeks boeken die haar zoveel succes brachten.
Ontegenzeglijk heeft de journalistieke scholing een beslissende invloed op haar aanpak van historische problematiek en manier van schrijven gehad. Op het gebied van de heldere verhalende structuur en de korte, begrijpelijke en bijzonder suggestieve zinsbouw is zij vrijwel onovertroffen. In dat opzicht hebben haar boeken veel voor op het modale historische meesterwerk dat zo vaak geschreven is in Lumpishly prose the reader must plod through like wet sand.
In de essays van Practicing History komen haar vaardigheden zo mogelijk nog beter uit de verf. Men leest deze stukken met onversneden genoegen, ook al gaan enkele over vrijwel niets en zijn andere vervuld van aandoenlijk onhoudbare inzichten. Voor het overgrote deel zijn het echter essays van een waarachtige intellectueel, die iets te zeggen heeft, en dat bovendien op een charmante wijze weet te doen.
Bijzonder interessant is het artikel ‘If Mao had come to Washington’, dat eerder verscheen in Foreign Affairs (okt. 1972), en dat een superieur voorbeeld is van historical investigative journalism. Barbara Tuchman onthulde destijds de verwikkelingen rond de in januari 1945 bijna tot stand gekomen ontmoeting tussen Mao, Tsjoe En-Lai en Roosevelt. Op fraaie wijze beschrijft zij het tragi-komische onvermogen van de Amerikaanse buitenlandse dienst ten aanzien van Aziatische aangelegenheden. Slechte coördinatie, persoonlijke tegenstellingen en regelrechte incompetentie zorgden ervoor dat de stroming die aanstuurde op een meer realistische benadering van de Chinese situatie het moest afleggen tegen de krachten die va banque speelden op het kreupele anticommunisme van Tsjang Kai-Sjek. De typisch Amerikaanse kundigheid om het eigen falen te rationaliseren in een conspiratie-ideologie leidde ten slotte tot de uitzichtloze strijd in Korea en Vietnam.
Barbara Tuchman weet waarover zij het heeft, want zij is in haar jeugd verbonden geweest aan de American Council of the Institute of Pacific Relations waarvoor zij als eenentwintigjarige vrijwilligster onderzoek deed in Tokyo en Peking. Sedertdien heeft ze in meervoudig opzicht voeling gehouden met de ontwikkelingen in Azië en vooral met de Amerikaanse politiek daartegenover.
Zij sprak zich dan ook in een tamelijk vroeg stadium al duidelijk uit tegen de Amerikaanse oorlogspolitiek in de zuid-oostelijke regio van dat continent, zonder zich overigens volledig mee te laten drijven op de golven van wat zij als typische vertegenwoordigster van de liberals van de jaren dertig ‘the foolish and mindless sqawking of the young’ noemde. Haar artikelen waarin zij de oorzaak van ‘the wicked and stupid war’ in de eerste plaats zoekt bij politieke blunders en niet bij militairstrategische, zijn nog steeds leesbaar en leerzaam voor allen die menen dat de buitenlandse politiek der grote mogendheden bepaald wordt door pragmatische en realistische overwegingen.
Practicing History is, kortom, niet zozeer een bundel die men ter hand neemt om diepe geschiedfilosofische inzichten op te doen, maar wel om voortreffelijke artikelen van een kosmopolitische, intelligente vrouw te lezen.