Een gentleman vecht voor de goede zaak
De traditie van de riddercultus
The Return to Camelot Chivalry and the English Gentleman door Mark Girouard Uitgever: Yale University Press, 312 p. f90,15
Jan Fontijn
Hij is dapper, eerlijk en loyaal ten opzichte van vaderland, vorst en vrienden, hij neemt het op voor vrouwen, kinderen en dieren in nood, hij is het type van de leider die in oorlog geen vrees kent, hij blinkt uit in sport, hij is een goed verliezer, hij speelt het spel om het spel, niet om te winnen, hij is teder en hoffelijk ten opzichte van vrouwen van alle standen, hij heeft geen belangstelling voor geld en hij vindt politiek een vieze zaak, waar je beter niet mee kan inlaten, hij wil niets te maken hebben met vrouwen die mannelijke privileges voor zich zelf opeisen en daarmee ontrouw worden aan hun vrouw-zijn, hij is een hartstochtelijke minnaar.
Violà, in grote trekken het ideaaltype van de ridderlijke gentleman in het Engeland van eind negentiende eeuw. Sympathiek? Antipathiek? Het vervelende is dat enkele eigenschappen van dit mantype die mij best bevallen - bij voorbeeld eerlijkheid of trouw aan vrienden - onlosmakelijk verbonden zijn met verdachte eigenschappen: de gentleman is namelijk ook een echt mannetje en een sportbink en wordt minder hoffelijk als vrouwen niet zo volgzaam zijn. Naarmate je langer over die gentleman gaat nadenken, ga je steeds meer vraagtekens zetten, ook bij zijn ‘postieve’ eigenschappen. Is die trouw aan de vrienden wel zo edel? Waarom zou je niet spelen om te winnen? Oorlogsheld. Akkoord. Maar in wat voor een oorlog?
Of dat ridderlijke type man (een ridderlijke vrouw bestaat niet en is bijna een contradictie) alleen een Engels negentiende-eeuwse fenomeen is, lijkt me niet waarschijnlijk. Tot op de dag van vandaag kom je ze nog tegen, de ridderlijke mannen, al zijn ze wel dun gezaaid en hebben ze nogal wat moeite bij sommige vrouwen hun mannenidealen gestalte te geven.
Omslag van een ridderlijk jongensboek van Sir Robert Baden-Powell
Waar komt die hardnekkige ridderideologie precies vandaan en hoe is deze ontstaan? The Return of Camelot, een rijk geïllustreerde studie van Mark Girouard, geeft daar heel wat informatie over. Het boek geeft op heldere wijze aan hoe de code van het middeleeuwse ridderdom in de periode van het einde van de achttiende eeuw tot de Eerste Wereldoorlog tot bloei kwam. Girouard beperkt zich tot Engeland. Hij wijst er echter wel op dat de renaissance van het ridderideaal overal in Europa plaatsvond. Ook in Nederland herleeft vanaf de romantiek het ridderideaal, al noemt Girouard ons land niet. Bij mijn weten is een uitvoerige studie, waarin op de wijze van The Return of Camelot wordt beschreven hoe de riddercode hier herleefde en doorwerkte nog niet geschreven. Dat het ridderideaal in Nederland niet de extreme vorm heeft aangenomen, die het in Engeland en Duitsland kreeg, lijkt heel aannemelijk. In die laatste landen immers nam de adel tot laat in de negentiende eeuw een veel belangrijker positie in dan in Nederland. Ook de hevige machtsstrijd daar tussen adel en de bourgeoisie is na de achttiende eeuw van geringe betekenis. En Girouard maakt duidelijk, dat onder andere die strijd in Engeland nauw verbonden is met de herleving van dat ridderideaal. De ridderlijke gentleman werd zeer bewust in het leven geroepen. Het doel was een nieuw model voor de heersende klasse te maken. Het ging om het scheppen van een gedragsideaal waaraan ieder die zich gentleman wilde noemen zich moest houden. In de achttiende eeuw was iemand nog in de eerste plaats gentleman omdat hij land bezat; de morele kwaliteiten kwamen op de tweede plaats. Dat verandert gedurende de negentiende eeuw. Gentlemen moesten het land besturen omdat ze moreel gezien superieur waren. De heersende klassen konden dat ridderideaal best gebruiken. In een tijd dat de geërfde privileges voortdurend werden aangevallen kon men via de riddercode de kritiek terugdringen.
Ook voor de middenklasse had de code voordelen. Men kon de ridderlijke staat verwerven zonder grond te bezitten. De ontwerpers van de riddercode (schrijvers als Thomas Carlyle en Charles Kingsley) wilden een dam opwerpen tegen bepaalde tendenzen van hun tijd: de toename van de democratie, de bekrompenheid en geldzucht van de bourgeoisie met alle morele gevolgen van dien. Multatuli, vol weerzin tegen de Droogstoppel-mentaliteit, was gefascineerd door de riddercode. In zijn jeugd ontleent hij gedragsnormen aan zijn lectuur van ridderromans. Hij schrijft: ‘Het is de tijd waarin men in verbeelding Richard Coeur de Lion naar Palestina volgt, men droomt van middeleeuwsche loyaliteit en chevalerie.’
Wervingsaffiche (1914)