Psychologische interpretaties
Dit voorval is volgens Goldman symptomatisch voor de doodsdrift die mensen uit de zuidelijke staten van Amerika eigen zou zijn. Dergelijke psychologische interpretaties komen veelvuldig in het boek voor en doen afbreuk aan de onthullende feiten die voor zich zelf spreken. Goldman heeft de behoefte te laten zien dat hij niet van de straat is en voert en passant Kant, Nietzsche, Freud en Marshal McLuhan ten tonele om zijn stellingen kracht bij te zetten. Beroemdheid en druggebruik vertroebelden Elvis' realiteitszin. Goldman noemt hem schizofreen en splitst hem eigenhandig in the Demon Elvis en Elvis the Good.
Goldman rekent af met een mythe, maar relativeren is niet zijn sterkste kant. Hij neemt de Elvis-mythe serieuzer dan menig Elvis-liefhebber. Ook serieuzer dan Elvis zelf. Deze bagatelliseerde zijn succes al in 1957: ‘Ik heb dit jaar meer dan een miljoen dollar verdiend. Maar ik ben helemaal geen musicus. Gitaar spelen kan ik niet en ik heb in mijn hele leven geen song geschreven. Toch staan er songs op mijn naam en ontvang ik een derde royalties van alles wat ik zing. Het is dus nergens voor nodig dat ik me in muziek verdiep.’ Toen er koortsachtig werd gezocht naar een blanke met een negergeluid was Elvis Presley op het juiste moment op de juiste plaats, en zelf de eerste om dat toe te geven.
Albert Goldman beweert dat toen Elvis Presley op twintigjarige leeftijd van een onbekende zanger een gevierd idool werd, hij zijn beste tijd al gehad had. Goldman verliest hier nu toch echt zelf de werkelijkheid uit het oog. Heartbreak Hotel, Don't be cruel en Bleu suede shoes, om een kleine greep te doen, moesten toen nog komen. Nog een bewijs voor de dubieuze muziekkennis van Goldman vormt zijn mening over de Punk annex New Wave beweging die eind jaren zeventig opkwam. Volgens hem bestond deze stroming uit bizarre fenomenen die hun kleding en uiterlijk modelleerden naar Elvis Presley, om daarmee aan te geven dat Elvis leefde en niet dood was. Als voorbeeld noemt hij Elvis Costello. Voor iemand die iets van popmuziek weet is dit een absurde stelling. De Punk beweging heeft niets met Elvis te maken en Elvis Costello is alles behalve een epigoon van Elvis Presley.
Albert Goldman schreef het boek, maar het copyright berust bij drie mensen: Goldman, Lamar Fike en Kevin Eggers. Kevin Eggers is als eerste op het idee gekomen Elvis' definitieve biografie te schrijven en is tevens co-producent van de major motion picture die naar dit boek gemaakt zal worden. Lamar Fike behoorde jarenlang tot de entourage van Elvis Presley en was een van de mannen die Elvis in zijn kist naar zijn graf droeg. Veel intieme informatie moet van hem afkomstig zijn, maar hij wordt vrijwel nergens geciteerd. Als hij ter sprake komt, wordt hij liefkozend the big fat boy en poor Lamar genoemd.
Ook blijft vaak onduidelijk van wie van de zeshonderd geïnterviewden welk feit afkomstig is. Dat is een zwak punt en werkt verwarrend in een levensverhaal met zulke schokkende feiten. Het project Elvis zal de heren geen windeieren leggen, want succes is verzekerd als er Elvis Presley op staat. In dit geval terecht, het boek laat zich ook door niet-fans lezen als een thriller.