‘De vellen en geef mij maar een auto’
De dagboeken van de jonge Bertolt Brecht
In afwachting van zware stormen Verhalen door Bertolt Brecht Vertaling: M. en L. Coutinho Uitgever: Meulenhoff, 202 p., 26,50
Bertolt Brecht, Dagboeken 1920-1922 Autobiografische aantekeningen 1920-1954 Bezorgd door Hertha Ramthum Vertaling: Hans Hom Uitgever: De Arbeiderspers, 277 p., f36,50
Cyrille Offermans
Bertolt Brecht stierf in 1956. Dat is vijfentwintig jaar geleden, voor uitgeverij Suhrkamp - die géén schrijver zo heeft uitgemolken als Brecht - reden tot herdenkingsbijeenkomsten, extra publiciteit en één werkelijk nieuwe en nogal spectaculaire uitgave: de Briefe van de stukkenschrijver.
De Nederlandse lezer moet het met wat minder stellen. Meulenhoff bracht een in 1964 bij de Bezige Bij onder de titel De trofeeën van Lucullus verschenen verhalenbundel opnieuw uit, nu - naar een van de allerkortste allegorische stukjes in het boek - In afwachting van zware stormen geheten. De Arbeiderspers daarentegen komt met een nieuwe vertaling: de Dagboeken die Brecht in de jaren '20-'22 vrij stipt bijhield, aangevuld met wat losse autobiografische notities uit latere jaren.
De verhalen vormen niet het sterkste deel van Brechts produktie, vooral de wat langere zijn maar moeilijk door te komen. Dat komt onder andere omdat Brecht wél aan een traditioneel vertellersstramien vasthoudt, maar (ondanks zijn verlekkerdheid op detectives) over onvoldoende vertellersdiscipline beschikt om een handeling uit te werken en een intrige sluitend te maken. Brechts kracht ligt in de puntige formulering, de aforistische anekdote, de allegorie, de parabel, de schets, de scène. Op zijn best is hij dan ook in de Geschichten von Herrn Keuner, korte tot zeer korte stukjes met een maximeachtige inslag die hij met vaak zeer grote tussenpozen heeft geschreven. Deze geschiedenissen draaien voor het grootste deel om het complex vragen waar iemand mee te maken krijgt die ook in barre tijden en búiten de studeerkamer socialist wil blijven. Met principes kan zo iemand weinig beginnen. Als het aankomt op de resultaten, desnoods pas op de lange termijn, heeft hij meer aan een praktische intelligentie, een intelligentie die gevoelig is voor politieke conjuctuurschommelingen, dan aan een abstracte moraal. Brecht hekelt dan ook de domheid van het rechtlijnig denken en de frontale aanval, het voordeel van de eerlijkheid weegt niet op tegen het nadeel dat het je zelf de kop kost. Veel effectiever is het de list te cultiveren, het vermogen om bedreigende krachten een andere richting te geven of er op zijn minst tijdelijk immuun voor te zijn. Daarin is Keuner, de filosoof van de praktijk, een meester.
Bertolt Brecht in 1921 Brechts sportauto
Meneer Keuner heeft - in zijn eigen woorden - ‘geen ruggegraat om hem te laten verbrijzelen’, wat uiteraard nog niet betekent dat zijn gedrag louter door laf opportunisme wordt ingegeven. Meneer Keuner wil vooruitkomen, maar weet dat hij daarvoor af en toe op de rem moet trappen. Allereerste vereiste is dat je vooruit leert kijken. Zoals je als beginnend autorijder (Keuner spreekt graag in verkeerstermen) alle aandacht nodig hebt voor je eigen handelingen, ben je geen goed chauffeur. Daarvoor moet je twéé auto's kunnen rijden, ‘namelijk ook nog de auto die voor je rijdt. Alleen als je erop let hoe de situatie op de weg is voor de auto die vóór je rijdt, en zijn hindernissen beoordeelt, weet je hoe je ten opzichte van die auto moet handelen.’ Maar de chauffeur van Keuners hart is er - blijkens een andere episode - een wiens rijstijl niet alleen wordt bepaald door zijn eigen reisdoel, maar door het scheppen van plezier ‘in het vooruitkomen van alle auto's en ook van de voetgangers’. Die berekenende instelling en die klaarblijkelijke liefde voor auto's had meneer Keuner overigens niet van een vreemde. Volgens George Grosz, met wie hij in de vroege jaren twintig bevriend was, zou Brecht in plaats van een hart liever een elektronische rekenmachine en in plaats van benen de spaken van een autowiel hebben gehad. Met de Dagboeken in de hand laat die uitspraak zich inderdaad zonder veel moeite verifiëren.