Ongeloofwaardig
Pas tegen het einde is duidelijk welk complot Quiller eigenlijk moest bestrijden. Zo hoort het ook. Maar dan wel onder een voorwaarde: de ontknoping moet zo logisch zijn dat alle raadsels, paradoxen en onwaarschijnlijke grimmige acties uit het voorgaande er afdoende door gerechtvaardigd worden. Helaas is Halls centrale plot, met onder meer ruime plaats voor een Chinees geheim genootschap, Triade, volstrekt ongeloofwaardig. Het is alsof eerst leuke lokaties en scènes bedacht zijn, die daarna in een gewrongen verband zijn gebracht.
Ook op ander niveau is Halls werk niet overtuigend: de optredende personen hebben nauwelijks menselijke trekken. Hun voornaamste kenmerk is dat ze vrijwel emotieloos in het verhaal rondlopen. Een enkele keer is emotie onvermijdelijk, en prompt wordt het proza harkerig en houterig. Bij de ik-figuur, Quiller zelf, is dit verschijnsel het makkelijkst aan te tonen, al was het maar omdat de andere medespelenden het vrijwel geheel zonder karaktertekening moeten stellen. Wat de liefde betreft: in alle Quiller-boeken zweeft slechts de schim van een oude vlam, Moira. Zij duikt voornamelijk op als, aan het begin van een nieuwe missie, weer het formulier voor de nagelaten betrekkingen moet worden ingevuld. Vroeger was dat: vijfhonderd rozen voor Moira. Nu besluit Quiller dat een enkele roos wel zo aardig is.
Voor emoties als verdriet en mededogen is ook al nauwelijks plaats. Bij de dood van een collega is het er even, ‘een ongewoon wrang gevoel diep in de buikstreek’, maar daarmee is alles wel gezegd. Vriendschap is in mijn vak gevaarlijk, zegt Quiller. Voor je het weet moet je tijdens een missie een vriend ‘voor de honden gooien - because that's what he's there for’.
Eenmaal lijkt dat Quiller opstandig te maken - een mooi, menselijk thema in een spionageroman. ‘That's the trouble with London. You're not meant to have a soul. You're meant to be a bloody machine.’ Het blijft bij die drie zinnen. Sterker nog: met onverholen trots beschrijft de hoofdpersoon juist bij elke actie hoe hij als een machine optreedt. Hall's nieuwste metafoor is die van de computer. Soms worden de binnenkomende data (computerjargon voor gegevens) in ruwe staat in het geheugen opgeslagen zodat ze beschikbaar zijn voor latere analyse. Soms ook zijn ogenblikkelijke beslissingen nodig; dat gaat dan in microseconden, miljoenste seconden, een reactietijd die menselijk onmogelijk maar in de elektronica gebruikelijk is.
In de vorige boeken gebruikte auteur Hall al een ander beeld: het menselijk lijf als biomedische machine. Zodra de spanning stijgt zet Quiller een intern sluisje open en begint hij te voelen hoe extra adrenaline door zijn aderen wordt gepompt. Gelijk worden de zinnen doorspekt met medische vaktaal, zo erg zelfs dat er voetnoten moeten verschijnen om het potjeslatijn voor gewone lezers te vertalen.