Een geur van koketterie
Botho Strauss als de Duitse intellectueel uit de jaren tachtig
Paare, Passanten door Botho Strauss Uitgever: Hanser, 205 p. f33,50 Importeur: Nilsson & Lamm
Leon de Winter
Paare, Passanten, het nieuwe boek van Botho Strauss, is nauwelijks in een genre in te delen. Het boek bevat zowel beschouwingen en fictief proza als korte dagboeknotities en regelrechte politieke analyses. Moedwillig onttrekt Strauss zijn nieuwe boek aan een genre-indeling. Het is alsof hij hiermee zijn plaats naast het bestaande, als kritische en emotionele buitenstaander, wil onderstrepen.
Een directe hoofdlijn is in het boek niet te ontdekken. Om de ogenschijnlijke structurele wanorde van zijn proza op te heffen heeft Strauss het boek in zes hoofdstukken ingedeeld, die echter in sterke mate in elkaar overlopen en voortdurend buiten de grenzen treden van de thematische duiding, waarmee elk hoofdstuk opent. Bij het doorbladeren van het boek lijken de pagina's gevuld te zijn met onsamenhangende notities, variërend in lengte, toon en onderwerp, en is het onmogelijk om greep te krijgen op de aangeboden beelden en ideeën. Bij nadere beschouwing ontstaan er echter tussen de vele stukjes enige overeenkomsten, die naar een zeker denkpatroon verwijzen.
Vaak begint zo'n stukje met een toevallig waargenomen beeld of met een klein, onbeduidend voorval of een in het voorbijgaan opgepikte zinsnede. De tweede fase is een hardnekkige redenering, waarmee Strauss de toevalligheid in stukken snijdt om door te dringen tot de diepere, structurele verbanden, die, zo stelt hij, achter de toevallige waarnemingen liggen. De derde fase is een persoonlijke, individuele stellingname, die tot verwerping of acceptatie van die structurele verbanden leidt.
Maar niet alle stukjes proza kennen een dergelijke vorm. Soms noteert Strauss een verzuchting, een krantebericht, een korte anekdote, die alleen verwijzen naar Botho Strauss' formuleerdrift, die alles in het leven in woorden oplost en zodoende beheersbaar schijnt te maken. Zelfs korte, min of meer fantastische verhalen staan in dit boek, dat niet als één geheel, als een duidelijk gestructureerde uitdrukking van een bewustzijn (dat van de auteur) opgevat kan worden. De schrijver van de zes hoofdstukken maakt soms wel gebruikt van het voornaamwoord ik, maar deze vertoont nauwelijks herkenbare omtrekken, die een vastomlijnd individu onthullen. Naast de structurele verbanden, die telkens in het boek opduiken, schrompelt die ik ineen tot een nietige entiteit, die zich slechts in stand weet te houden door zich zo ver mogelijk van die structuren vandaan te bewegen.
Botho Strauss, foto Marten Jongema
Maar daar, buiten de geordende samenleving, ervaart de ik een smartelijke eenzaamheid, die echter niet meer achtergelaten kan worden door een eventuele terugkeer binnen de verbanden van het samenleven. Tot Strauss' eigen verwondering is de eenzaamheid hem te kostbaar geworden.
Voor zover Paare, Passanten onder één noemer te brengen is, vormt het boek de neerslag van een denkrichting; een einddoel is (nog) niet te herkennen, slechts het vertrekpunt is scherp geformuleerd.
Het eerste hoofdstuk draagt de titel Paare. In korte stukjes proza analyseert Strauss relatievormen zoals die tussen twee mensen kunnen ontstaan. De opening van de stukjes onderstreept de toevalligheid van het waargenomene: ‘Een man in een grijs, te kort pak...’; ‘In een restaurant...’; ‘We ontdekken in een door een zeer gemengd publiek bezocht café een man van begin veertig...’; ‘In een film over...’. De erin optredende personages gaan meestal vergezeld van het onbepaalde lidwoord, dat later, als het toevallige personage in de op de korte introductie volgende redenering is opgelost, wegvalt en vervangen wordt door bepaalde lidwoorden, waarmee de structuren worden aangeduid.