Integriteit
Meer fantasie is noodzakelijk om te beseffen met hoeveel moeite de schrijver van het dagboek, in handgemeen met zich zelf, zijn binnenste overeind weet te houden. Het is niet scherp te zien in dit gearrangeerde geschrift, maar het laat zich raden: een jongen van goed twintig heeft het hoofd moeten bieden aan verleidingen, pressie, affectie, met een minimum aan geestelijke bagage.
Isolement is de titel van een oppervlakkig autobiografisch stuk dat Warren tien jaar geleden aan Maatstaf bijdroeg - het Geheim dagboek werpt er heel wat licht op. Het isolement van de oorlog, van Zeeland, van het gezin dat met de nek werd aangekeken, van het burgermansjongetje, van de ‘meisjesgek’ die zijn ware aard door schade en veel schande leert kennen - dat is de schaduwzijde, en al zou Warren maar voor een deel de waarheid spreken, dan nog komt hem mijns inziens veel bewondering toe voor de integriteit die hij, al is het soms wankelend en wankelmoedig, in stand gehouden heeft. Warren - of zijn ik-figuur: het zijn juist de romantiserende passages van dit dagboek die aan het isolement reliëf geven, en waardoor de tekst ook op anderen dan de claque van de dichter een beroep kan doen. Daarentegen ontvouwt zich de binnenwereld van de hoofdfiguur wel degelijk in hoofdzaak via typische dagboekaantekeningen: over flora en fauna die hij waarneemt, over de poëzie waar hij schoorvoetend een begin mee maakt, en over de schilderkunst waarin hij zijn mislukking onder ogen ziet.
Warren is, net als De Wispelaere in Vlaanderen, de enige Nederlandse auteur die meer dan tien vogels, planten, bomen uit elkaar kan houden, zonder dat het zijn beroep is. De ongerepte (maar bedreigde) natuur is zijn werkelijke isolement; van zijn jachtinstinct en trek in kievitseieren maakt hij geen geheim - een literaire overweging is het niet, maar ik moet bekennen dat zo'n verbeten liefhebber bij mij weinig kwaad meer kan.
Als ik ook eens een lacune in ‘onze literatuur’ mag signaleren: er zijn buiten Maarten 't Hart nauwelijks schrijvers of dichters die weten in welk landschap, en met welke begroeiing of populatie, ze aan het werk zijn. In die situatie is Warrens Dagboek een verademing.
Al met al heb ik de neiging, het als louter winst op te vatten dat dit Geheim dagboek geen journaal zonder meer gebleven is, maar een aarzelende aanzet tot een autobiografie lijkt: pas het arrangement maakt een tekst lezenswaard. Zoals Viktor Sjklovski zegt: het samenstel van ingrepen en ‘kunstgrepen’ dat een schrijver toepast, bepaalt de ‘inhoud’, bepaalt dus ook de autobiografie.
In dat opzicht staat ons dus nog veel meer te wachten; als ook in de vervolgen de reflectie de overhand behaalt boven de intimiteit, dan pas is deze reeks dagboeken onbetwistbaar een aanwinst voor de Nederlandse literatuur. Die heeft nu eenmaal meer te verwachten van een eigenzinnig isolement, dan van modieuze vertrouwelijkheden.
Op een van zijn laatste dagboekbladzijden schrijft Warren: ‘Wat ben ik lang een kind gebleven - in mijn gedachten, gevoelens, uitingen. Ik lees terug in dit dagboek, het lijken vaak notities van een jongen van vóór of tijdens de puberteit. Toch wil ik proberen daar altijd iets van te behouden; de fameuze “volwassenheid” die je altijd voorgehouden wordt als een ideale toestand kan me gestolen worden.’
Ter Braak, hoor ik u mompelen. ‘De Zeeuwen zijn de beroerdsten niet,’ zegt Nescio. En Japie: ‘'t eenigste wat me spijt is dat je op Walcheren niet eens af en toe een relletje hebt.’ Als het even meezit, valt daar in de naaste omgeving nog heel wat te beleven dat misschien geen ‘relletje’ meer oplevert, maar des te meer opwinding veroorzaakt in ‘onze literatuur’. Het is ten slotte eerder vertoond dat wie stroomopwaarts zwemt, het hoofd beter boven water houdt dan wie met het getij mee gaat, en boven komt.
‘Ich will lieber ein lebendiger Hund sein als ein toter Löwe’