Schoonheidsfoutjes
Harold Nicolsons leven, zijn politieke loopbaan, zijn (dag)boeken, zijn opvattingen blijven echter intrigerend, gevarieerd, ergerniswekkend en ontroerend genoeg om de schoonheidsfoutjes van zijn vriend James Lees-Milnes te doorstaan. Het beeld dat de biograaf schetst - voor zover dat niet al opdook uit Nicolsons omvangrijke dagboeken - is dat van een man die niet alleen boeiend was, maar ook gevoelig, soms sentimenteel, aardig, meer geneigd het anderen naar de zin te maken dan hen te domineren. Aardig niet alleen voor zijn directe omgeving - de bijzondere verhouding met Vita Sackville-West is in Portrait of a Marriage door hun zoon Nigel in extenso beschreven - maar ook uitgesproken ruimhartig voor mensen in wie hij wat zag: er moeten als we op Lees-Milne moeten afgaan, nogal wat schrijvers rondlopen die het begin van hun literaire loopbaan aan Nicolsons aanmoedigingen en hulp te danken hebben.
Diezelfde eigenschappen - gevoeligheid, ruimhartigheid -, in combinatie met een grote loyaliteit tegenover zijn vrienden - hij correspondeerde tot in 1962 met Guy Burgess terwijl deze al jaren in Moskou woonde - deden hem in de bevrediging van zijn politieke ambities de das om. Zijn vriendschap met Oswald Mosley, de latere leider van de Britse nazi-partij, trok hem zover diens kamp binnen dat het zijn politieke reputatie ondergroef. Nicolson was een slecht politicus: hij was te eerlijk om zijn kiezers naar de mond te praten en het mag een wonder heten dat hij nog tien jaar (1935-1945) in het Lagerhuis heeft gezeten. En daar viel hij meer op door doorwrochte en gewaardeerde speeches over de Engelse buitenlandse politiek - hij behoorde met Eden en Churchill tot de eerste tegenstanders van Chamberlains appeasement politiek - dan door populariteit verhogend geredekavel voor de achterban. Zijn bijna dweperige bewondering voor Winston Churchill werd tijdens de Tweede Wereldoorlog nog beloond met een kortstondig staatssecretariaat, maar hij werd na een jaartoen dat zo uitkwam, onaangekondigd en genadeloos ter zijde geschoven: ‘Beste Harold. De veranderingen op het ministerie voor Informatie leiden me ertoe je te vragen je staatssecretariaat ter beschikking te stellen.’ Het was, zo schrijft Lees-Milne, een zware slag voor Nicolsons trots en gevoel voor eigenwaarde, maar een direct gevolg van zijn gebrek aan standvastigheid en besluitvaardigheid: ‘Zijn memoranda waren fraai van stijl, een beetje wijdlopig en liepen niet uit op een beslissing.’
Bij de verkiezingen in 1945 en de ommezwaai van het electoraat naar Labour verloor hij ook zijn parlementszetel in West-Leicester. Nicolsons overgang enige tijd later naar Labour maakte zijn reputatie er niet beter op: eerst Mosley's-recht[s,] daarna National Labour-Liberaal[,] nu Labour-socialist. Bovendien bestond zijn socialistische ideologie uit niet veel meer dan het idee dat [de] massa netjes opgevoed moest worden. Persoonlijk kon hij het, en hij was te eerlijk of te indiscreet dat [te] kunnen verzwijgen, alleen maar met intellectuelen en de betere kringen goed vinden. Daar kwam nog bij dat Nicolsons bekering tot de leer van Clemens Attlee veel te maken had met zijn hardnekkige en gênante pogingen in die jaren na de oorlog bij de jaarlijkse lintjesregen een Peera[ge] (de titel van Lord en een zetel in het Hogerhuis) te krijgen. Een toekenning waar de toenmalige Labour-regering een beslissende stem in had. (Toen hij jaren later als dank voor een biografie die hij geschreven had over Koning George V, namens het Engelse koningshuis een Knighthood (de titel van Sir) ontving, vertrouwde hij zijn dagboek toe liever twaalf flessen champagne te hebben gekregen. Lees-Milne: ‘Harold was alleen een snob als je het achteraf beoordeelt’).
Zijn voortdurende streven naar een politieke loopbaan, voornamelijk voortspruitend uit een gevoel van ‘nobless oblige’, dat iemand als zijn vrouw Vita bij voorbeeld volkomen vreemd was, hinderde tegelijk zijn schrijverschap. Hij was weliswaar jarenlang een gevierd commentator voor de BBC-radio, auteur van een wekelijkse rubriek in The Spectator getiteld Marginal Comment, en vaste boekrecensent van de Observer, maar hij verdeelde zijn aandacht te zeer om het Grote Boek te schrijven waar iedereen nog jaren over zou praten. Het is dan ook niet toevallig dat één van zijn meest bejubelde boeken de biografie over Koning George V is, geschreven nádat hij de politiek voorgoed had opgegeven. Hij kreeg een eigen werkkamer [op] Windsor Castle, voerde gesprekken met alle nog levende intimi van George, waaronder diens vrouw Queen Mary, en mocht vrijelijk van de dagboeken van de overleden vo[rst] gebruik maken. Lees-Milne: ‘Het maakte Harold razend dat George V, die vele interessante mensen ontmoet had en van belangrijke gebeurtenissen getuige was geweest, d[aar]