Gewoon een beetje hupsen
Twee debutanten zonder feest
De feestavond Verhalen door Thomas Verbogt Uitgever: De Bezige Bij, 109 p., f23,50
Duvelsmoer Verhalen door Jean-Pierre Plooij Uitgever: Meulenhoff, 132 p., f24,50
Frans de Rover
Een debuut heeft iets feestelijks; ik zie er altijd met verlangen naar uit. Wordt dit de nieuwe bloem die in de tuin der Nederlandse literatuur zal oprijzen, boven het andere gewas zal uitgroeien om zich te laten bewonderen door liefhebbers van al wat schriftuurlijk leeft en bloeit? Ook dit keer is mijn feeststemming prematuur. De beide debutanten Thomas Verbogt en Jean-Pierre Plooij offreren een strobloem, zo'n bloem die vooral zo ‘dor’ is. Bij Verbogt blijft het feestelijk aspect beperkt tot de titel; de reactie die ik na lezing heb, lijkt nog het meest op wat Willem Kloos al eens heeft benoemd toen hij in de knop gebroken bloemen aanschouwde. En diezelfde reactie heb ik ook bij Plooijs bundel, want ondanks de ‘bloemige’ titel zet ook daar de inhoud bepaald niet tot vreugdegevoelens aan.
Wat na lezing van Verbogts bundel mijn feeststemming verminderde is het knullige, het provinciale. Dan doel ik niet op zo iets als de opdracht: ‘voor Klazien’ of het met Klaziens boxje geschoten mistige sfeer-kiekje van de auteur op de achterflap (hoewel...), dan doel ik vooral op het zowel thematisch als stilistisch ‘schoolkrantenproza’ van de verhalen. De flaptekst mag dan beweren dat dit debuut zo bijzonder is door ‘de trefzekere stijl, het oog voor detail en de beknoptheid waarmee Verbogt een complete wereld voor ons neerzet’, ik ben geen oorspronkelijk beeld tegengekomen, geen detail dat ook maar een moment méér was dan een detail, en de verbeelde wereld is vooral compleet van clichématigheid.
Thomas Verbogt
De hoofdpersonen in de verhalen zijn steeds onbeholpen, twijfelende ‘outsiders’ die tegen wil en dank verzeild raken in situaties waarin ze door anderen gedwongen worden tot handelen. Dat klinkt interessant, maar het cliché zit al in de keuze van die situaties: het snelle leven van de zogenaamd geslaagde maar toch ook o zo nostalgische dertigers in de grootstad. Waar heb ik over dit type mensenleed toch meer vernomen? Inderdaad: aan de stamtafel met de rondslingerende weekbladen.