Ongebonden
Ongetwijfeld heeft het wegvallen van het vooroorlogse literaire kader, zoals dat min of meer bepaald werd door critici en tijdschriften een grote invloed gehad op het vrije en ongebonden karakter van De schone zakdoek. Dat blijkt ook uit de samenstelling van de kring. Naast min of meer bekende dichters als Van Baaren, Buddingh' en Lehmann, die al vóór 1940 werk hadden gepubliceerd, komt men namen tegen van medewerkers die slechts in de bezettingsjaren aan het dichten sloegen. Niet de mate van talent of de maatstaf van de criticus was belangrijk, maar het originele en de intensiteit van de bijdrage. Dat laatste betekende niet dat alle bijdragen ook geplaatst werden. Dat was door de grote hoeveelheid aan beschikbaar materiaal praktisch niet eens mogelijk geweest, maar ook streefden Gertrude Pape en Theo van Baaren naar een zo hoog mogelijk niveau. Er werd bij voorbeeld al spoedig afgestapt van de in de eerste nummers voorkomende rubriek ‘Het kinderhoekje van Ome Piet’, dat wat al te lollig en oubollig van toon bevonden werd.
Behalve door het wegvallen van literaire grenzen werd het vrije, ongebonden karakter van De schone zakdoek ook bepaald door de invloed van het surrealisme, dat op eigen wijze verwerkt werd. Kenmerkend voor het tijdschrift is het experiment met de taal en met bepaalde, surrealistische technieken, zoals de fotocollage, het object en de décalcomanie, een afdruktechniek. De taal werd onder andere in de cadavres exquis, een dichtvorm, waarbij twee of meer deelnemers om de beurt een dichtregel schrijven zonder die van de voorgaande te weten, tot een gezelschapspel à la het Opperlands van Piet Grijs. Het surrealistische ‘écriture automatique’ kreeg in dergelijke en andere bijdragen zoals in het prozastuk Pim en Mien van Cok Brinkman een bijzonder vervolg. Bij de cadavres exquis werd overigens een beetje vals gespeeld, want rijmwoorden en aantal jamben werden vooraf wél bekend gemaakt. Bovendien zou een echte surrealist nooit de keurige sonnetvorm hanteren.
Er werden niet alleen gezamenlijk gedichten, maar ook tekeningen gemaakt, die meestal minder succesvol uitvielen. Perdok, de enige kunstenaar in het gezelschap, tekende te goed, zodat er nogal onevenwichtige produkten ontstonden. Veel meer geslaagd waren de fotocollages van Theo van Baaren, de op woorden of zinnetjes geïnspireerde tekeningetjes van Gertrude van Baaren, de décalcomanies, die als Rohrschachprentjes de fantasie prikkelden, de objecten van Chris van Geel en de foto's van Emile van Moerkerken. Even opmerkelijk als deze surrealistisch geïnspireerde expressie was het opnemen van tekenwerk van de toen ongeveer tienjarige Gerdi Wagenaar. De belangstelling voor de kindertekening als een spontane, zelfstandige kunstuiting was immers nog maar nauwelijks op gang gekomen. Ook hier deed de invloed van het surrealisme zich gelden.
Door de nagestreefde vormvrijheid biedt De schone zakdoek en zeer gevarieerd geheel. Wie de bijdragen doorleest en bekijkt, valt met name het duidelijk plezier en de speelsheid op, waarmee de groep taal en lijn bewerkten. Toch zou het onjuist zijn De schone zakdoek slechts het resultaat van een literair-cultureel gezelschapsspel te noemen. Het ging de makers niet om vrijblijvendheid, maar om het aantonen van vernieuwende creatieve mogelijkheden, waarbij spelen met taal en vorm, humor en spontaniteit niet afgewezen werden als te lichtzinnige elementen voor een serieuze kunst. Juist door die surrealistische speelsheid konden er resultaten bereikt worden als bij voorbeeld deze dichtregels van Lehmann: ‘Houd de bolle kant/Van een lepel/voorzichtig bij ebbenhout/En graaf het spiegelbeeld uit.’
Enigszins raadselachtig blijft het, dat De schone zakdoek een incidenteel verschijnsel is gebleven. Nadat de omstandigheden om bij elkaar te komen in de loop van 1944 steeds moeilijker waren geworden, maakte de spoorwegstaking in september 1944 een definitief einde aan het blad en de bijeenkomsten. Na mei 1945 werd de draad niet weer opgepakt. Blijkbaar waren de onderlinge band en het elan verdwenen. Individueel ging men verder zonder nog een literaire carrière na te streven, met uitzondering van enkelen, zoals Cees Buddingh'. Cobra en de Vijftigers werden de echte vernieuwers en De schone zakdoek werd tot een haast vergeten literaire legende. Of de heruitgave van Meulenhoff tot een hernieuwde surrealistische inspiratie zal leiden is maar zeer de vraag. De door Van Baaren in 1976 opnieuw gemaakte fotocollages van spoken blijven misschien wel letterlijk spoken van het verleden. Maar wel doet deze uitgave recht aan een bijzonder stukje literatuurgeschiedenis en bewijst dat de oorlogsperiode ook nog iets anders opleverde dan De achttien doden van Campert en het Geuzenliedboek.
PECOS BILL HAD A ‘THING’ ABOUT HOUSEHOLD DUST...