daardoor mis je de samenhang tussen de verschillende brieven en vooral ook de brieven van Mailer zelf. Waarom die laatsten ontbreken wordt nergens verantwoord.
Voor zover er nog sprake is van enige composities valt Abbotts boek in twee delen uiteen. In de eerste hoofdstukken schrijft hij vooral over zijn eigen wereld, de gevangenis. In de laatste hoofdstukken pakt hij het breder aan, daarin komen zaken als racisme in de Verenigde Staten de keus tussen marxisme en kapitalisme, het Amerikaanse rechtsstelsel en de buitenlandse plitiek aan de orde. De krenten zitten in het eerste deel van het boek, waarin Abbott zijn eigen ivoren toren beschrijft en niet de wereld daarbuiten. Mailer geeft in zijn inleiding perfect het verschil aan: ‘Ik ben veel meer onder de indruk van wat Abbott schrijft over de gevangenis dan van zijn globale analyses over buitenlandse politiek en revolutie. Het eerste is het hoofdgerecht, het andere de soep die hij nooit heeft gegeten.’ Maar het zou mij niet verbazen wanneer Abbott zelf juist de meeste waarde hecht aan zijn analyses. Met soms nauw verholen trots bouwt hij hele theorieën op over de compositie van de wereld. Abbott heeft nogal wat filosofen gelezen, en dat wil hij ook tonen. Soms lijkt hij net een achttienjarige die net het gymnasium voltooid heeft en nu denkt, op grond van alles wat hij heeft gelezen, de wereld te kunnen doorgronden. Tussen de regels kun je lezen dat Mailer, in ieder opzicht zoveel meer een man van de wereld, hem daarop gewezen moet hebben. De met verwijzingen naar Dostojevski en Lenin gelardeerde passages steken uiterst grijs af bij de brute indringendheid waarmee Abbott over zijn eigen, direct ervaringen schrijft.
Anderen hebben natuurlijk eerder ook al geschreven over hun ervaringen in Amerikaanse gevangenissen of in gevangenissen die net zo gruwelijk zijn. Caryl Chessman werd er in de jaren vijftig beroemd mee, hoewel het hem niet van de elektrische stoel redde. En Henri Charrière (Papillon) werd schatrijk van zijn te boek gestelde herinneringen aan het leven in een Franse strafkolonie. Eenzame opsluiting, het leven op de dodengalarij, het sadisme bij de bewakers, de pecking order onder de gevangenen - dat is allemaal niets nieuws. Maar Abbott beschrijft het niet alleen beter en indringender dan zijn voorgangers, hij voegt er ook iets aan toe. Abbott beschikt over het vermogen om systeem te brengen in zijn ervaringen en om over zijn emoties te schrijven op een manier die ze algemene geldigheid geeft. Kortom: hij is niet alleen intelligent, maar hij kan ook schrijven.
In de sterkste passages van zijn boek voel je de woede die hij zijn leven lang gevoeld moet hebben. Hij beschrijft een wereld waarin het normaal is om iemand die het suikerklontje bij je koffie heeft weggenomen te doden. Een wereld waarin het logisch gevolg van ieder conflict moord zou moeten zijn. Abbott schrijft er over op een manier die zo'n onvoorstelbare wereld geloofwaardig en inleefbaar maakt: ‘In de gevangenis zijn we allemaal beleefd tegen elkaar (...). Als ik een woordenwisseling met iemand heb, en ik heb het bij het verkeerde eind, dan bied ik mijn oprechte excuses aan. Maar als ik gelijk heb en die klootzak heeft het verkeerd, dan moet ik iedere dag zijn gezicht zien, dag in dag uit, jarenlang. Dat is het wat leidt tot moorden over zaken die onbetekenend lijken. (...) Je kunt het niet hebben dat er in de gevangenis iemand rondloopt die een wrok tegen je koestert. Hij zou iedere dag een mes in je lijf kunnen steken.’ Vriendschap in de gevangenis, schrijft Abbott, bestaat niet.
Beroemde auteurs hebben zich intensief, soms jarenlang, met het Amerikaanse gevangenissysteem en met de gevangenen beziggehouden. Truman Capote bouwde zorgvuldig een relatie op met het moordenaarspaar Smith en Hickock, een relatie die duurde tot op de dag van hun executie, en beschreef in In Cold Blood minutieus hun laatste jaren. Mailer zelf verdiepte zich tot in ieder detail in het leven van Gary Gilmore (The Executioner's Song). Maar volgens Abbott zijn het buitenstaanders gebleven in zijn wereld, geen van allen hebben ze het echt begrepen. En inderdaad, de dodengalerij van Truman Capote is bijna gezellig in vergelijking tot de hel die Abbott in zijn boek beschrijft. Zijn hele vorming komt aan de orde: de eerste keer dat hij tot homoseksueel contact werd gedwongen en de manier waarop hij de rollen omdraaide (door zijn aanrander te dwingen hém te pijpen), het moorden (blijf altijd glimlachen tegen je slachtoffer), zijn jaren in eenzame opsluiting. Abbott: ‘Er wordt wel gezegd: de eerste wond is het ergste. Geloof het maar niet. De eerste wond heeft niets te betekenen. Je kunt me een- of tweemaal in het gezicht spugen, dat doet me niets. Je kunt iets van me wegnemen en ik zal leren hoe ik zonder moet leven. Maar je kunt niet iedere dag, tienduizend dagen lang, in mijn gezicht spugen; je kunt niet alles van mij wegnemen, het een na het ander, totdat je ook toe bent aan mijn ogen, mijn stem, mijn hart. Dat kun je niet doen om daarna te zeggen dat het niets is.’
Toen hij gearresteerd werd, was Abbott zeer geïnteresseerd in het laatste nieuws over de verkoop van zijn boek. Goed nieuws: het was een bestseller geworden in de tijd dat hij voortvluchtig was. Hij zal wel weer in de gevangenis verdwijnen, en als hij geen nieuwe boeken schrijft over enige tijd opnieuw naamloos worden. Zelf lijkt hij nooit erg geloofd te hebben in de vrijheid die hij nu enige tijd gehad heeft. Soms schrijft hij erover, als over een droom. Maar uit de tijd dat hij, na een ontsnapping, eerder al een paar weken op vrije voeten was, wist hij ook iets anders: de enige keer dat hij nachtmerries over de gevangenis had gehad was toen, in vrijheid, geweest.