Bruuske beelden
Het is de woede van Ludwig Fels, zelf uit een asociaal milieu afkomstig, de werkelijke begaanheid met het lot van zijn held, die Ein Unding der Liebe met al zijn clichés (maar omdat het clichés zijn, zijn ze nog niet minder waar!) overeind houdt. Die woede (ik gebruikte al eerder de term ‘handtastelijk’) komt ook tot uitdrukking in de taal, die provocerend, kwetsend, verbitterd is; geen uitgebalanceerde zieleroerselen, geen spitvondige psychologismen, maar bruuske beelden, harde staccato-opsommingen (waarbij hij overigens met name in de natuurbeschrijvingen en de gedichten voor mijn gevoel weleens doorslaat) - een taal die, zoals Nicolas Born eiste, zich bevrijdt van de in haar opgesloten interpretaties: om niet door de conventionele, maatschappelijk geaccepteerde taal gevangengehouden te worden, wordt voor een agressief, weinig esthetisch taalgebruik gekozen. Ludwig Fels (geboren in 1946, met vier dichtbundels, de verhalenbundels Platzangst en Mein Land en de korte roman Die Sünden der Armut op zijn naam; een keuze uit zijn tussen 1973 en 1980 geschreven gedichten verscheen onder de karakteristieke titel Vom Gesang der Bäuche) kiest partij voor de slachtoffers van de consumptiemaatschappij, voor de mensen die vanachter de toonbak toekijken hoe de consumenten in de lunchpauzes hun eten naar binnen schrokken; zijn houding heeft niets theoretisch, niets van slecht geweten: hij hoort tot deze ontrechten, spreekt hun taal, kent en analyseert hun trucs om te overleven, die eigenlijk dood zijn en toch doorgaan, tegen zich zelf:
betrogen um Urlaub und Lohn schon jetzt
Das schönste am Jahr ist vorbei
die Kälte, der Regen, der Schnee.
Und besonders die ungefähre Stille.
Ein Freund sitzt im Knast, ein wenig
Bekannter verunglückte tödlich
in New York oder wo. Es ist alles wie vorüber.
wirft mich um ein Jahrhundert zurück.
die spielen, sie wären auf der Welt
Jeden Tag gibts eine alte Zeitung
die ich schon längst auswendig hersagen kann.
Nur die Zahl der Toten nimmt zu, jener
die weitermachen, wie ich
Het verhaal van Georg Blechstein is snel uitverteld. Op een dag vindt hij brieven van zijn moeder waarin zij smeekt haar zoon te mogen zien; ze werden nooit beantwoord. Georg verlaat zijn oma en tante en gaat op zoek naar zijn moeder. Als hij haar vindt blijkt ze inderdaad een hoer die aan de drank is; ze heeft, lichamelijk aan het einde van haar krachten, geen boodschap meer aan haar zoon, die dan door een vriendin van haar, zonder gevoel, zuiver technisch, in de liefde wordt ingewijd. Zijn pogingen om een baan te vinden (in een snackcar) en zo zijn moeder en haar vriendin de dwang tot geld verdienen te besparen, zijn van een ontroerende treurigheid.