Betoveringen
Siebelink slaagde erin het vertrouwen te winnen van de stugge, in penibele omstandigheden verkerende schrijver en hem schitterende uitspraken te ontlokken, zoals: ‘Een roman is gemaakt van het kwaad, zoals een tafel van hout.’ Na afloop van het gesprek nodigt Green hem onmiddellijk weer uit, niet bij wijze van frase, maar als geste. Siebelink in zijn ontwapenende attaque is kind aan huis geworden!
Al zijn gesprekspartners zijn uit dat kwaaie hout gesneden, met voorop natuurlijk Antonin Artaud, door Siebelink getekend als excessief lijder, de uitzinnig beproefde die een beproeving om te lezen is. Aan zijn lijdensgeschiedenis ontleent Siebelink de titel van zijn boek: ‘Mijn geest is als een reptiel, onttrekt zich terwijl het intussen een aanval op mijn taal en tong doet.’
Het is de moeite waard om te volgen hoe de ‘vragensteller’ in opperste verbijstering zijn beproeving doorstaat, terugschrikkend voor de consequenties die Artaud trok. Hij komt in de grootste verlegenheid als hij als sym-pathicus (mede-lijder) het gruwelleven van Artaud volgt. Ontzag voor, en fysieke betrokkenheid bij, de schrikbarende wereld van zijn vreemde gastheren schijnen voor Siebelink kenmerkend. De enige schrijver die hij, voorzichtig en nog steeds vol bewondering, kritisch benadert is Sartre. Maar die was er dan ook bijna in geslaagd de wond van Flaubert zo dicht te plakken met verklaringen en citaten als pleisterplaatsen, dat er geen gruwel meer overbleef. En wat is Flaubert zonder wond? Inderdaad: de idioot van de familie.
Jan Siebelink
De wijze waarop Siebelink zich haastig door de drie turven Flaubertanalyse heen leest om dan de reus Sartre voor de voeten te lopen, spreekt die boekdelen aardig tegen. Hij heeft nauwelijks behoefte aan tegenargumenten, maar komt vragenderwijs bij iets heel essentieels, de uitspraak van de gebroeders Goncourt: Ce Flaubert, c'est un homme qui a quelque chose de tué sous lui. Siebelink vertaalt: Die Flaubert, daarin is iets kapotgmaakt. Of: In die Flaubert zit een dode kant. Ik zou bijna wagen: Die Flaubert, die heeft de dood in zich, om dood én woede van deze gigant te vangen. Dood in dat griezelige aspect is voor Siebelink één van de betoveringen die van zijn sujetten uitgaan. Zelfs de levenslustigste onder hen, de in Parijs als balling levende Tsjech Milan Kundera (aan wie Siebelink de prachtige novelle Oponthoud opdroeg) krijgt als onderschrift mee: De grappen krijgen hun zin in een decor van kadavers. De bewonderaar speelt mee in dat absurde theater van de wreedheid, soms satirisch, maar veel vaker niet bij machte tegenspel te leveren, in de ban als hij is van het kwaad dat zo superieur bedreven wordt. Balcon en forêt van Julien Cracq, solitair, spitst hij toe op de rol van de hoofdpersoon Grange, die in de oorlog, letterlijk op de grens van leven en dood, gewond wordt bij een vijandelijke tankaanval: De explosie weerklinkt in Granges oren als een oorvijg. Grange is het kind dat in het woud speelt, dat speelt met iets gevaarlijks en voelt dat het straf verdiend heeft.’ Je kunt de tekst- en persoonsbewijzen die Siebelink in De reptielse geest geeft natuurlijk lezen als journalistieke bijdragen over in Nederland in te halen grootmeesters. Op dat vlak zijn ze levendig, informatief en naar behoren oppervlakkig. Maar er zit een ongewone spanning in deze schetsen en die spanning wordt veroorzaakt door dat bescheiden,
aan de voet van de hoofdpersoon meespelen dat bijna medeplichtigheid wordt.
Van schatplichtig naar medeplichtig, dat roept de vraag op naar Siebelinks eigen obsessies. Is die opdracht aan Kundera, de enige manifeste heterosekueel in het groepsbeeld waar geen enkele dame aan te pas komt omdat de heren zelf voor de ontbrekende componenten zorgen, toeval? Of juist een verweer tegen een van de grootste betoveringen in het eigen werk: die van de feminiene (weerloze) man?
Wie alle mannen en vrouwen in Siebelinks verhalen en romans groepeert, komt opvallende roldoorbrekingen tegen. Het geraffineerdst misschien in Man en vrouw in oktoberlicht op voetbalveld, waarin de nerveuze vrouw, die zich vergeefs op haar astmatische, in het veld verkerende zoontje, probeert te concentreren, meer als een man lijkt te kijken en te reageren en de naast haar staande man meer als een vrouw. Zulke omkeereffecten zitten ook in de roman De herfst zal schitterend zijn, maar heel verhuld en nauwelijks medeplichtig aan de plot. Het is te verwachten dat de reptielse geest zijn kronkelweg in lustoord of gruwelwoud zal voortzetten en bij zijn toverspel Eva of Lilith op zijn weg zal vinden.
THERE WAS GENUINE CONCERN IN DAPHNE'S FRANK BLUE EYES