| |
| |
| |
De she-wits
De voorspoedige ontwikkeling van de scherpe tong onder vrouwen in Amerika
Off Center door Barbara Grizzuti Harrison Uitgever: Playboy-paperbacks 305 p., f10,80
Scribble scribble door Nora Ephron Uitgever: Bantam Books, 163 p., f8,25
Social Studies door Fran Lebowitz Uitgever: Random House, 147 p., f32,50
Metropolitan Life door Fran Lebowitz Uitgever: Fawcett-pocket, 222 p., f8,25 Importeur: v. Ditmar
Doeschka Meijsing
Het eerste waar ik aan denk als ik aan Dorothy Parker denk, is een breedgerande hoed. Het tweede waar ik aan denk als ik over Dorothy Parker schrijf, is haar antwoord aan haar hoofdredacteur die liet vragen of ze nu eindelijk eens aan dat stuk wilde beginnen: ‘Kan niet, het potlood is bezet.’ Op het eerste gezicht lijken die hoed en dat potlood weinig met elkaar van doen te hebben, maar bij nader inzien ligt dat anders. Dorothy Parker (1893-1967) was in de jaren tien en twintig werkzaam als journaliste bij Amerikaanse tijdschriften als Vogue en Vanity Fair. Ze schreef verhalen en gedichten in The New Yorker. Die verhalen gingen over onbeantwoorde liefde en bedrogen idealisme en werden geschreven met een nogal frivool cynisme. Het is een niet onaardig lot om als zodanig in de encyclopedieën van de wereld literatuur te boek te staan, maar Dorothy Parker presteerde nog iets veel ongewoners, ja bijna iets unieks. Zij werd benoemd om iets dat al veertien jaar niet meer beweegt, met iets dat gedoemd is te verwaaien op de wind en alleen nog maar bestaat zolang de oren die het gehoord hebben niet voorgoed de kleppen sluiten. Ze werd beroemd om haar scherpe tong.
Dorothy Parker
Dorothy Parker was een wisecracker. In het Nederlands betekent dat dat zo iemand geestigheden debiteert, maar zoals gewoonlijk verwijst ons taalgebruik meer naar de Club, de Stropdas en Mannen dan het Amerikaans. Een wise-crack is geen geestigheid, maar iets dat zo knalt en kraakt dat je prompt in die verslikking terecht komt die we als lachen beschouwen.
Een wisecracker is ook niet iemand die in een donker morsig caféhoekje zit te wisecracken, want dat heet een zuurpruim, nee een wisecracker heeft allure en kraakt en knalt in het openbaar, in wat voor miserabele en chaotische toestanden zij zich ook bevindt. ‘It's not the tragedies that kill us,’ zei Dorothy Parker eens, ‘it's the messes.’ En intussen verscheen ze met breedgerande hoeden aan de ronde tafel van het New Yorkse Algonquinhotel om daar temidden van haar collega-columnisten met het meest beweeglijke deel van het menselijke lichaam de chaos van het heelal te bedwingen in wise-cracks.
Goede, goede Dorothy Parker. Ze had misschien de eeuwigheid van de tweede helft van de twintigste eeuw in willen gaan als een dichteres als Elizabeth Bishop of Sylvia Plath, als een schrijfster als Kate Chopin of Elizabeth Bowen, maar ze werd koningin van de wisecrack. ‘You know I am not a wisecracker honey, don't you?’ vroeg ze in een interview in The Paris Review.’
| |
Oneetbare brokken
Máár ze heeft school gemaakt.
Misschien ploeteren er in Europa evenveel schoolmeisjes in schoolschriftjes op gedichten en verhalen in de hoop zo wanhopig en beroemd te worden als Sylvia Plath als in de Verenigde Staten, maar dat levert althans in Amerika iets op dat ik in Nederland en de hoger liggende buurlanden niet ken. Ik doel op het verschijnsel van de ‘she-wits’. De term is afkomstig van de literaire criticus Josephin Hensin die in haar boek Vulnerable people: A View of American Fiction Since 1945 het strenge recept opstelt dat ‘een van de grote wapens tegen de seksuele revolutie is een verwoestende she-wit’. Dat klinkt me krijgshaftig genoeg om ermee in te stemmen. Ik was er zelfs zo opgetogen over dat ik een vertaling zocht voor she-wit, maar zowel ‘vrouw-vernuft’ als ‘zij-brein’ vielen af, en ook alles wat daartussen lag.
She-wits dus. In Amerika is het een bekend verschijnsel, zo langzamerhand. Het zijn hardwerkende vrouwen met ambitie (nee, niks ajakkes, want het wordt nog heel leuk), die doorgedrongen zijn tot de grote bladen als Ms., The Village Voice, The New York Times, Esquire, The New Yorker en Rolling Stone. Daar hebben ze een column, of ze publiceren er interviews-in-zeer-persoonlijke-stijl, of god weet wat hun wit hun ingeeft om te schrijven. Ze beschikken over dezelfde ‘wit’ als Art Buchwald, en zijn collega's, maar [ze] paren dat aan, hoe zal ik het zeggen, kleine doses huiselijkheid, een tikkeltje venijn, piepkleine persoonlijke zieleroerseltjes - kortom al die ‘vrouwelijkheden’ die in onze contreien zo vaak als oneetbare brokken door de soep drijven maar die, mits met een beetje gevoel voor de pollepel gedirigeerd, het gehemelte plezieren.
Cyra McFadden
Het is natuurlijk allemaal erg Amerikaans, maar eerlijk gezegd, op het gevaar af dat men nu denk dat ik mij uitlaat over mijn standpunt inzake de neutronenbom, houd ik wel van Amerikaans. En met wat onze contreien Amerikaans noemen wordt natuurlijk oppervlakkig bedoeld, maar ik houd wel van oppervlakte, en Nietzsche hield daar ook wel van, dus helemaal fout kan het niet zijn. Laat ik eens een voorbeeld geven van die oppervlakkigheid en mijn voorkeur daarvoor. Als in Nederland een bundel verhalen uitkomt van vrouwen, waarbij de onuitgesproken gedachte is dat het gaat om de wereld, de gedachten, de problemen van vrouwen en hun moeizame verovering van een eigen identiteit aan het daglicht te brengen - wat ik toejuich - dan krijgt zo'n bundel de titel mee ‘Vierentwintig manieren om in tranen uit te breken’ (Bert Bakker). Het is een mooie titel, dat geef ik toe en er staan inderdaad vierentwintig verhalen in de bundel. Maar als Erma Bombecks veelgelezen column voor huisvrouwen in boekvorm verschijnt, luidt de titel If Life Is a Bowl of Cherries - What Am I Doing in the Pits? Daar ligt toch een wereld van verschil tussen die twee titels; ik vlei me met de gedachte dat ik niet de enige ben die dat ziet. (Overigens, en voor het evenwicht, is die titel van die vierentwintig manieren ontleend aan een verhaal eruit van Fritzi ten
| |
| |
Harmsen vander Beek: ‘Dertien manieren om in tranen uit te barsten’, een absoluut she-wit verhaal met als hoogtepunt manier zes.)
Nora Ephron
| |
Dear me
Maar ter zake.
Het gaat hier om drie she-wits: Barbara Grizutti Harrison, Nora Ephron en, natuurlijk, Fran Lebowitz. Een van de dingen die ze alle drie gemeenschappelijk hebben is iets wat klaarblijkelijk onontbeerlijk is voor een she-wit: ze wonen en leven aan de oostkust, in of dicht bij New York. Alle Amerikaanse staatsburgers zijn natuurlijk gelijk, maar die in New York zijn een tikkeltje meer gelijk dan die in Californië en daar doen ze maar al te graag kond van. Of, zoals Fran Lebowitz het stelt in een van haar negenentwintig Reistips: ‘Absotely, positively, and no matter what, wait until you get back to New York to have your hair cut.’ Barbara Grizzuti Harrison heeft van de drie het breedste bereik. Ze schrijft over zich zelf en haar generatie in ‘Oh, how we worshiped’, een prachtig essay over opgroeiende meisjes in de jaren vijftig, in aanbidding liggend voor Marlon Brando en Frank Sinatra, Salinger en Camus lezend, zonder te beseffen dat ook deze niet machoschrijvers het ideaalbeeld schiepen van langbenige, koele, onschuldige vrouwen, en voortdurend op zoek naar de absurde man, de authentieke man, de dichter-in-het-beest. ‘I'm still a closet Sinatra fan,’ schrijft Harrison, ‘I still think of Brando as the best actor in the world, Fifties women are incredible loyal. They don't forget’.
Harrison is ook de ernstigste van het drietal. Adrienne Rich wordt door haar geprezen als dichteres maar bestraffend weggeschreven vanwege haar ideeën met betrekking tot het onvermogen om mannen lief te hebben. De gevierde schrijfster Joan Didion wordt in een uitvoerig en grondig beargumenteerd essay uitgezogen totdat er alleen maar een lege huls overblijft, een modieuze huls, dat wel, zegt Harrison. Maar de twee hoogtepunten in haar bundel Off Center zijn twee interviews, een met Jane Fonda en een met Dick Cavett. Dat met Jane Fonda is er een van een uitzonderlijk zachtaardig en intelligent venijn. Er bestaat geen twijfel over dat Fonda zeer goed werk doet met haar politieke activiteiten ten aanzien van minderheden; het is een wonder dat een eens zo gevierd en sexy actrice nu zo'n goede moeder, kameraadschappelijke echtgenote en uiterst hartelijke gastvrouw is, bij al dat politieke activisme wel te verstaan. Maar als Fonda door een van haar vele activisten vrienden wordt opgebeld met de mededeling dat een andere activistenvriendin een baby heeft gebaard, noteert Harrison: ‘“Terrific,” Fonda yelled back, “Another child for the Revolution.”’ Het commentaar van Harrison is even eenvoudig als dodelijk: ‘Dear me.’ Exit Fonda, eens actrice, altijd actrice.
En het interview met Dick Cavett is een wonder. Misschien omdat Cavett een uitzonderlijk man is, maar zeker ook omdat Harrison een heel persoonlijk en goed interviewster is. Ze krijgt Cavett zover dat hij vertelt dat ‘een van de kneepjes van dit vak is dat je altijd moet pretenderen meer te weten dan je doet. Je zegt: Oh ja, Wittgenstein. Ik deed dat bij Erhard. Ik vroeg: “Wat zou Wittgenstein daarop zeggen?” God zij dank vroeg hij niet wat ik van Wittgenstein wist. Als hij dat gedaan had, zou ik hem gevraagd hebben welke films hij onlangs gezien had.’
| |
Genoeg
En dat is het waar het land van de stars and stripes het patent op heeft: op effect. Het gaat er aan die andere kant van de oceaan niet om, om langzaam en voorzichtig diepzinnige gedachten te uiten. Nee het gaat erom om snel en met ogenschijnlijk gemak de kern te raken, en effect te sorteren. De ingrediënten daarvoor zijn kennis van zaken, intelligentie en een snel instinct om te ruiken waar de witz ligt, kortom al die dingen die u en ik zo hevig verlangen te bezitten. Zal ik al die ingrediënten maar even ‘stijl’ noemen? Voor het gemak?
Nora Ephron is van de drie de leukste. Volgens de foto op haar boek is ze een she en een zeer aantrekkelijke, (Wat doet dat er nu toe? Antwoord: niets), en volgens haar teksten is ze uitermate witty. Haar boek Scribble, scribble is een verzameling columns over de media. Nora Ephron is in de eerste plaats een journalist, wat wil zeggen dat ze de zaken uit medialand waar ze over schrijft goed uitzoekt, en dat ze nieuwsgierig is, niet alleen naar het schandaal dat Bob Haldeman van de CBS voor een interview van zestig minuten vijftigduizend dollar kreeg uitbetaald, maar ook naar de tragedie van een restaurant-criticus uit New-Orleans die de onafhankelijkheid van de criticus en zijn belangen in een zeker New-Orleans restaurant niet uit elkaar wist te houden en verstrikt raakte in een spaghetti schandaal. Nora Ephron houdt zich niet alleen bezig met de hevige roerselen in de journalistieke wereld in het sophisticated Oosten, maar ook met de rudimenten van leven in Palm Beach, als weergegeven in het nutteloze en verrukkelijke tijdschrift The Palm Beach Social Pictorial, waarin foto's van mensen aan diners, lunch-party's, liefdadigheidsfeesten en hondententoonstellingen: ‘De meeste mensen zijn oud, behalve dat sommige vrouwen jonge echtgenoten hebben. Het is blijkbaar in orde om een jonge echtgenoot te hebben als je een oude vrouw bent in Palm Beach, maar niet vice versa’.
Nora Ephron houdt van de journalistiek, Nora Ephron weet altijd precies de plek te vinden waar haar vak niet deugt en Nora Ephron weet haar morele verontwaardiging op te schrijven in een stijl die wind en muziek in je hersenen blaast en een plezierig schokken in je borstkas van het giechelen.
Jammer genoeg heeft Nora Ephron er op het eind van haar boek genoeg van. In een nawoord Enough vertelt ze dat ze ermee ophoudt. Ze vond het leuk om te doen, maar in de laatste jaren zijn er wat veranderingen opgetreden, schrijft ze. Journalisten zijn beroemdheden geworden, schrijft ze. En daar houdt ze niet zo van. ‘Journalists are interesting,’ geeft ze toe, maar ‘they are not just as interesting as the things they cover. It is possible to lose sight of this. I would like not to.’
| |
Ten koste van
En terwijl Nora Ephron zich terugtrekt tussen de coulissen, betreedt Fan Lebowitz het toneel.
Méér she-wit dan Fran Lebowitz kan niemand zijn. Ze was eigenlijk al de beroemdste she-wit van Amerika voordat ze het podium betrad, als ik aan de publiciteit denk waarmee haar eerste boek Metropolitan Life bij verschijnen omgeven werd. Bij die publiciteit kreeg ik ook het idee dat pas het uiterlijk van een she-wit een she-wit tot een she-wit maakt. Ik meende tot dan toe dat ook Cyra McFadden, de schrijfster van The Serial een she-wit was, ik vond dat je daartoe op grond van haar briljante satire best kon besluiten. Maar pas toen ik de foto's en posters van Fran Lebowitz onder ogen kreeg, begreep ik dat een she-wit alleen zo genoemd kan worden als ze eruit ziet als Fran Lebowitz: mooi, sophisticated, zéér New Yorks, hooghartig en vol lef.
Fran Lebowitz
In feite zou Fran Lebowitz' carrière als she-wit volmaakt zijn geweest als ze nooit een letter op papier had gezet. Zijn haar boeken Metropolitan Life en het nu net verschenen Social Studies dan niet witty, niet hekelend, niet venijnig en geestig? Jawel, jawel, ik haast me het te zeggen. Ik heb werkelijk ingehouden gegierd (de buren dachten dat ik veel verdriet had) om haar verslag van het zoeken naar een appartement in New York. En ik hield geen droge ogen bij het hoofdstuk The Fran Lebowitz High Stress Diet and Exercise Program,
Vervolg op pagina 12
|
|