Kloof
Tussen die De Cock-boeken en Baantjers schetsen uit de Warmoesstraat zit een flinke kloof. De Cock zelf is een uiterst sympathieke figuur met afhangende schouders en pijn in zijn voeten, maar de wereld waarin hij rondstapt heeft iets wat niet bij de Warmoesstraat past. Het zijn de namen van de personages dikwijls al die een vervreemdend effect oproepen. Archibald van Maanenfeldt, Geertruida van Wheeringen, Everhard Drosseldorp, dat soort. Terwijl Baantjer toch duidelijk voor het volk schrijft. Hij zegt dat zelf en wie dat eens wil nalezen, kan misschien via zijn boekhandelaar kennis nemen van een klein boekje (zestien pagina's) dat uitgeverij Fontein heeft doen verschijnen ter gelegenheid van dat vijfentwintigjarig jubileum van rechercheur Baantjer. Het heet De moraal van het cliché, en bestaat voornamelijk uit een interview dat John Bakkenhoven niet lang geleden had met Baantjer voor het inmiddels alweer overleden Boek Magazine en dat hier is herdrukt; terecht overigens want het is een heel goed interview, en wat Baantjer erin over politiewerk (en heroïne) zegt is heel aardig.
De interviewer vraagt of Baantjer literatuur schrijft. Baantjer: ‘Ik geloof alleen in taal als communicatiemiddel. En als ik met heel veel mensen al schrijvend kan communiceren, als heel wat mensen boekjes van mij kopen, dan gebruik ik die taal goed. En dat is dus literatuur. Literatuur is het optimaal gebruiken van het communicatiemiddel. Als je alleen de happy few bereikt is het niet goed.’
A.C. Baantjer
De interviewer: ‘Je kunt literatuur ook anders definiëren.’
Baantjer: ‘Jawel, maar ik vind dat de bakker op de hoek en de tuinman en Piet in de trein gewoon lekker moeten kunnen lezen wat ze willen.’ Een waarlijk prachtige dialoog, en wie eens wil weten hoe Baantjer dat doet, moet het net verschenen vijftiende deel De Cock en de moord in seance maar eens lezen. Gewoon lekker lezen. De bakker op de hoek en Piet in de trein, dat is het volk en Baantjer schrijft dan ook puur volkstoneel. Twee willekeurige citaten. (Vledder is De Cocks jongere, wat minder slimme collega):
De mond van Vledder zakte iets open.
‘Een motief voor moord,’ hijgde hij. De Cock knikte traag.
‘Dat, m'n jong, zou het kunnen zijn.’
Eén van de verdachten in het boek heet (weer zo'n naam) Charles van Leeuwenhoek:
‘Charles van Leeuwenhoek sloeg zijn handen voor zijn gezicht en kromp in elkaar. Het leek alsof de woorden hem geselden. Heftig schudde hij zijn hoofd. “Het is niet waar.” Hij gilde het uit. “Het is niet waar.” Smekend keek hij naar de De Cock op. “Laat hem ophouden. Laat hem in godsnaam ophouden. Annette heeft het niet gedaan. Annette...” Hij stokte. In zijn ogen sloop verbijstering.
“En... als Annette het heeft gedaan dan heb ik het niet gewild.”’
Het zijn scénes die passen bij het vaalrode pluus van het oude Odeon of het vroegere Carré, en ook Baantjers personages passen zich daarbij aan door totale herkenbaarheid: de vrolijke kunstenaar, de rijke dame de armoedzaaier. Het eerste slachtoffer in de Moord in sceance is Zwarte Sophie (van zich zelf Sjaan Streuffels), rondborstig serveerster geweest maar rijk gehuwd, die later, toen het huwelijk strandde zich met kracht en succes tegen een scheiding verzette.
‘“Waarom?”
Vledder maakte een hulpeloos gebaar.
“Ze zei altijd dat ze de naam Van Leeuwenhoek te mooi vond... te mooi om er afstand van te doen.” “Dat was cynisch bedoeld?”
Vledder grinnikte. “Mogelijk. Ik heb daar niet naar geïnformeerd. Ik denk dat ze die naam wilde behouden ten behoeve van het kind.”’
Baantjer van de Warmoesstraat zou Baantjer van De Cock best hebben kunnen uitleggen dat een kind van