Poëzie door de ogen van Flaubert
Uitzonderlijke gedichten van Lela Zečkovíc
Belvédère door Lela Zečkovíc Uitgever: Querido, 48 p., f16,50
Rein Bloem
Een uitzonderlijk geval van vertaalde poëzie: gedichten geschreven in het Servokroatisch en vertaald door de dichter zelf, zo effectvol dat ze voorgoed in het Nederlands verankerd zijn. En dat voor een bundel die met zijn titel Belvédère (uitkijktoren in het park bij Zagreb) en andere Joegoslavische eigennamen nog heel wat van de geboortegrond meeneemt. Hoe slaagt zo'n ‘volks- en zielsverhuizing’?
Het is het soort poëzie, gekenmerkt door een bepaalde zienswijze, die zo iets mogelijk maakt, de zienswijze van Flaubert. Flaubert registreert zijn Normandische personages (Madame Bovary) op afstand, met zogenaamd koele blik, hij volgt hun zeer tijd- en milieugebonden doen en laten, drijft er lichtjes tot sardonisch de spot mee, maar tegelijkertijd speelt hij zelf onzichtbaar mee in de onvervulbare verlangens van met name Emma Bovary alias Don Quichote. Een dubbeloptiek die een onaanzienlijke dorpsgemeenschap op laat gaan in een spel zonder grenzen. En zelfs in het meest clichématige, banale jargon van zijn sujetten klinkt zijn stem mee, die een vloed van ontoereikende woorden opvangt in een zee van poëzie.
Een aantal gedichten uit Belvédère van Lela Zečkovic komt uit de bundel Uho vraća vid (Het oor geeft het oog terug), een veelzeggende titel, te vertalen als ‘de taal leert weer zien’:
de woorden uit. Wij kiezen
de stappen; wij ondernemen ze.
Wij hebben al het mogelijke
ondernomen tegen de tijd.
Een nauwkeurige omschrijving
beantwoordt niet aan de natuur
innerlijk teken van iets.
Boven of onder dit slotgedicht van de bundel had Flaubert kunnen staan, het is zijn zienswijze die hier bijna als imperatief geldt. Er wordt in Belvédère vanzelfsprekend bijzonder veel gekeken, het woord oog komt al meer dan tienmaal voor, spiegel meer dan vijfmaal en daar sluiten allerlei variaties van zien (kippig, bijziend, lezen, foto, portret) dicht bij aan. De bundel is een serie ansichtkaarten die in een handomdraai kunnen veranderen in een wereldomvattende blik:
zoals een klein beetje water in een handpalm
heeft ook de Weltanschauung
Twee kanten ook, een binnen- en een buitenkant, die als het goed is in elkaar overstromen, zodat geschreven kan worden: oog in oog, tête-à-tête, bij het open raam (zie voor het raam weer Flaubert!). Maar vaker is het niet goed, loert er gevaar en moet het wrede oog eraan te pas komen. Dat hard tegen hart zit in: MG-uitstapje
Hij heeft 75 paardekrachten,
zeer zacht is hij ondanks de 75 pk.
Rechts van mij - è pericoloso
Links - de licht behaarde
Nieuwslezer: ‘Uit betrouwbare bronnen
Voor Belvédère: ‘Nou, hoe vond je het, zo'n rit?’
De sportwagen loopt als een trein, maar het gaat niet goed tussen die twee en in de wereld en uitgerekend vóór de uitkijktoren wordt de montere clichévraag gesteld waarop alleen een uitzichtloos antwoord past, dus zwijgen maar.
Nog gruwelijker is de anekdote, het snapshot van Mohammed, gastarbeider uit Marokko die op een veiling kostbare snuisterijen ronddraagt en daarbij niet aanwezig schijnt te zijn, tot hij op de derde avond oude, Oosterse wapens moet aandragen: met twee wijd open door liefde verblinde ogen. Onverhoeds wordt de foto, in de veiling genomen, een blijk van beschamend inzicht en een nederig baantje, een engagement. Het is steeds die handomdraai, de oogstrelende pirouette waar je voor moet uitkijken, die de onschuldigste kiekjes verandert in afgrondelijke panorama's. Het in alle eenvoud adembenemendste voorbeeld is:
De longen vol warme lucht
zijn roze- in halfprofiel.
De kieuwen verwelken in de zon in galop.
Het oog kijkt nog. Streel haar schubben.
In het eerste coupletje lijk je een voyeur te zijn, in het tweede een radioloog, maar in het derde wordt je dit afstandelijk kijken ineens hardhandig ontnomen, worden man en paard genoemd, is het leven in dood verkeerd, vloeien twee zienswijzen ineen (het oog van de vis, het oog van de kijker) en raak je intiem. Eros-Thanatos in de palm van je hand, zo iets lukt maar zelden. Nog een ander voorbeeld van zo'n duizelingwekkende transformatie, het titelgedicht van de reeks Kunstschaatsen:
Een beetje dikkig geworden als een ballerina,
in het maanlicht, in kippevel
en wit satijn. Zachtjes valt de sneeuw.
Op het Derde Meer is ze gelukkig
alsof ze nog nooit was uitgegleden
Volgepropt met veren staat zij op het ijs,
met het ene been stevig in het graf
- met het andere maakt ze een pirouette.
Een romantisch, ironische blik op Joegoslavië (het Derde Meer), maar in het transparante Nederlands hoef je daar geen weet van te hebben en zie je dichtbij of veraf de onsterfelijke zwaan in het sonnet van Mallarmé - un cygne d'autrefois se souvient que c'est lui - dat onvertaalbare sonnet, illuster voorbeeld van een zienswijze die je beurtelings koud en warm doet worden, hier via een Joegoslavische prentbriefkaart zijn weerklank vinden in onze taal.
Uitzonderlijke poëzie.