dezelfde reis gemaakt heeft als Wu Tao-tzu, weet wel beter. De werkelijkheid achter de kunst is er een van uitbuiting en dood. Het beeld van Boeddha is een paard van Troje.
Deze methode om met beelden (ideogrammen) contrasten te scheppen heeft Lindqvist naar eigen zeggen aan de Chinese karakters ontleend. Al deze ideogrammen zijn op de een of andere manier dialectisch gegroepeerd tussen de polen kunst en werkelijkheid. Er zijn van deze ‘Chinese methode’ talloze effectvolle voorbeelden te geven. Hesse die in zijn tuintje tomaten kweekt en de boer die zijn kinderen voor de ploeg heeft gespannen is er één van, de twee boeddhabeelden een ander.
Maar deze heldere begripsdialectiek is tegelijk de zwakheid van het boek. Wanneer je, zoals Lindqvist dat doet, kunst buiten de (maatschappelijke) werkelijkheid plaatst, is het niet verwonderlijk dat je tot de conclusie komt dat je met kunst bezighouden hetzelfde is als je van de wereld af te wenden. Er zijn ook heel andere verhoudingen tussen kunst en werkelijkheid denkbaar, die mij waarschijnlijker en zinvoller lijken. Indirect geeft Lindqvist zelf commentaar op zijn werkwijze in Wu Tao-tzu. Een mythe als hij het organisatieprincipe van de I Tsjing uit de doeken doet: ‘Het principe van de dialectische beweging, toename door het oplossen van tegenstellingen, is een kenmerkende karakteristiek, net als in Het kralenspel. De volgorde der begrippen stijgt in een spiraal naar “waarheid” en “volmaaktheid”, maar eindigt, net als in de roman, in “chaos, mogelijkheid tot voltooiing”.’
Iedereen begrijpt dat dit hoge eisen stelt aan de vertaler. Door de hechtheid lijkt het boek in zekere zin meer op een gedicht dan op een roman en een gedicht van 150 bladzijden vertalen is geen sinecure. Amy van Marken merkte in haar korte en duidelijke bespreking van het boek in het NRC Handelsblad over de vertaling op: ‘goed vertaald door J. Bernlef.’ Verder niets. Ik wou er iets meer over zeggen. Het valt niet te ontkennen dat Bernlef goede vondsten heeft gedaan en overwegend vlot Nederlands schrijft, in tegenstelling tot menige beroepsvertaler uit het Zweeds. Maar evenmin valt het te ontkennen dat de vertaling een heel andere afdronk heeft dan het origineel. Ik heb twee A4-vellen volgetypt met fouten, wat veel om hier op te schrijven. Ik heb ze daarom in categorieën ingedeeld, voor zover mogelijk. Behalve Haast en Slordigheid heb ik er nog drie gevonden.
Bernlef heeft het bovengenoemde dialectische principe wel herkend, maar op heel eigen wijze weergegeven, namelijk door het tegenovergestelde te vertalen van wat er staat. Zo wordt ‘je vrouw over haar hoofd aaien’ bij hem ‘je vrouw een klap voor haar kop geven’. De tweede categorie is de associatieve vertaling. Het Zweedse woord ‘däck’ (= autoband) doet aan ons ‘dak’ denken. In Bernlefs vertaling worden er dus autodaken opengesneden in plaats van autobanden. Ten slotte herkent hij geen homoniemen, wat volkomen belachelijke zinnen oplevert. Het Zweedse ‘visa’ kan inderdaad ‘laten zien’ betekenen, zoals Bernlef het vertaald heeft, maar ook ‘wijze mannen’, ‘wijzen’, wat het enig mogelijke is binnen de opsomming ‘dichters, onderzoekers, kunstenaars’.
Uit elke categorie zijn meerdere voorbeelden te geven, het een nog erger dan het andere, en je hoeft ze echt niet met een lantaarntje te zoeken. Nee, als je gaat lezen, moet je op welhaast elke bladzijde een oogje dichtknijpen. Maar Amy van Marken heeft dat ook gedaan, dus het schijnt te kunnen.
Vestdijk heeft, naar ik meen over De avonden, gezegd dat er maar eens in de honderd jaar zo'n boek verschijnt. Dat gaat ook op voor Wu Tao-tzu. Een mythe. Maar hopelijk ook voor deze vertaling.