Gevarenzone
Voor veel schrijvers is alles wat te maken heeft met moraal, ideeën, inzichten, standpunten en filosofie een mijnenveld waar ze angstvallig uit de buurt blijven. Dat hebben ze goed gezien: in dat gebied wordt het leven op scherp gesteld en kan men niet uitwijken naar mooie jeugdherinneringen, sentimentele ontboezemingen en een warm bad van gevoelens. Een schrijver die zich echter in het gebied waarbij het bordje ‘Dangerous!’ staat begeeft, zal te maken krijgen met veel teleurstellingen, maar hij zal ook kanten van het leven zien waardoor hij althans voor enige tijd de indruk heeft dat hij greep heeft op een klein deel van de wereld. Hij zal wat minder door het leven zwalken. Vroeger sprak men van literatuur van ‘Europees niveau’, een kwalificatie waar veel onduidelijkheid over bestaat. Zeker is dat het om literatuur ging waarin thematisch en stilistisch iets op scherp gesteld werd. Waarom worden in Nederland zoveel buitenlandse schrijvers gelezen? Omdat ze iets aansnijden dat niet gebonden is aan een nationale cultuur, het stijgt er thematisch en stilistisch bovenuit. Het gaat om een visie of bepaalde inzichten uit de gevarenzone die door zo'n schrijver consequent worden behandeld.
Het onbevangen waarnemen waarvoor Maarten 't Hart een pleidooi houdt staat het verwerven en in romans verwerken van bepaalde ideeën niet in de weg. Het schrijven van romans is een empiristische aangelegenheid: zonder waarneming en zonder ervaring kan de schrijver weinig beginnen en alleen op basis daarvan kan hij bepaalde samenhangen gaan zien. Dat inzicht hoeft niet per se in de intellectuele of morele sfeer te liggen, het ontstaat juist uit een vermenging van verstand en gevoel en de betekenis die daaraan door de verbeelding wordt gegeven.
't Harts moeilijke verhouding tot het verstand als het gaat om het schrijven van romans en verhalen wordt ongetwijfeld ingegeven door zijn christelijke opvoeding. Daarin bemoeilijkten wetten, verklaringen en denkgewoonten het primaire gebruik van de zintuigen: de geest is alles, het vlees is niks. Alles wat hij waarnam als kind werd bedorven door de vooropgestelde interpretatie die eraan kleefde, afkomstig uit de bijbel. Van onbevangenheid kon daarom geen sprake zijn. Van dit ‘stof’ - dit door het christendom geïnfecteerde verstand - heeft hij zich geleidelijk ontdaan en nu wil hij er geen ander stof meer voor de in plaats. Het zijn de biologische feiten en niet de intellectuele waardoor het leven volgens 't Hart wordt beheerst. Het verstand moet voor 't Hart synoniem geworden zijn met bijbel-exegese. Blijft het feit dat menigeen zijn verstand ook onbevangen weet te gebruiken zonder ooit in de bijbel te hebben gestudeerd.
't Harts overwegend biologische en zintuiglijke kijk op de wereld spreekt mij wel aan, maar dan als een empirische instelling op basis waarvan het verstand goed kan werken, het voorkomt elke vorm van metafysica. In de praktijk van de verhalen in De zaterdagvliegers krijgt de zintuiglijkheid in bepaalde verhalen echter een overdreven accent. Deze verhalen leiden over het algemeen aan overdrijving, waardoor je tijdens het lezen begint te mokken en tegenspartelt. Zoals 't Hart het veel te vaak heeft over zaken die ‘zo mooi’, ‘zo prachtig’ zijn, zo doet hij een krachtig beroep op de bereidheid van zijn lezers om te geloven in wat hij schrijft als het gaat om het overbrengen van de indruk die iets zintuiglijks op hem maakt. In 't Hart leven twee zielen: de ene wil zijn lezers strelen en verleiden, de ander wil hem prikkelen. Die behoefte aan streling en het verlangen te beantwoorden aan de sentimenten van de lezer houdt in dat hij zijn verhalen te mooi maakt ten koste van de waarschijnlijkheid. In het eerste verhaal, ‘Het brandende braambos’ doet hij een krachtig beroep op de lezer om te geloven dat de hoofdpersoon een bepaalde lucht aan een haven zo intens ondergaat dat hij-bijna aan de wereld ontstijgt als hij het ruikt. Ik ontken niet dat een bepaalde lucht een onuitwisbare indruk op iemand kan maken, maar 't Hart gaat er te lang op door, hij zaagt maar door, alsof hij er zelf aan twijfelt of men hem wel zal geloven. Iets minder nadruk en wat terloopser gebracht zou de betekenis van de geur veel effectiever hebben gemaakt in dit overigens sterk ontroerende verhaal over een meisje dat met de hoofdpersoon op de dijk dingen wil doen waarvan hij nog niet eens de naam weet. Hij heeft het almaar over bijbelse zaken, terwijl zij maar steeds wil doen wat haar oudere zusje ook doet. Het verhaal illustreert ten onzent aardig het hierboven geschetste conflict tusen het bijbelse
verstand en het heidense gevoel.
Overdrijving ontsiert ook de verhalen ‘Velasques Keurkorps Major’, ‘Het stilleven’, ‘De eerste lichting’ en ‘De waterstaafwants’. In het verhaal over de sigarenbandjes staat de hoofdpersoon dagelijks op het dak van de Rioolbemaling om een man aan te zien komen met een sigaar. Van hem krijgt hij altijd het sigarenbandje. Dit is heel begrijpelijk, maar 't Hart zegt dat de jongen elke avond, en dat gedurende meer dan een jaar, op die plaats staat om de man aan te zien komen. In ‘Het stilleven’ doet de jongen van negen jaar wel erg onnozel als hij maar niet wil begrijpen wat een ‘stilleven’ is. Hij lijkt wel achterlijk. In ‘De eerste lichting’, een van de twee verhalen waarin 't Hart het heeft over zijn bestaan als schrijver, gaat hij bijna een dag lang op de lichting van de brievenbus zitten wachten, als een schildwacht van de PTT. Dit wordt tot het absurde en melige doorgevoerd. Je kunt je goed voorstellen dat 't Hart eens een keer een tijdje op het lichten van de brievenbus heeft zitten wachten omdat hij het verkeerde adres op de verkeerde brief had geschreven. Maar niet zolang als hij in dit verhaal beschrijft. ‘De waterstaafwants’ is een verhaal waarin ook gepolemiseerd wordt. Ditmaal tegen mensen en eerstejaars studenten die niet álle namen van álle planten en insecten willen weten als ze op een excursie door een weiland lopen. 't Hart laat iemand zelfs zeggen ‘Waarom moeten we dat eigenlijk weten?’ Een buitengewoon vreemde vraag voor een eerstejaars student biologie en een die ook nooit zo gesteld kan zijn. Waarschijnlijker is dat iemand tijdens die excursie heeft gezegd: zoveel namen van zoveel planten en insecten kunnen we toch niet in één keer allemaal onthouden! Dat zou ik begrijpen, want 't Hart maakt van het waarnemen in dit verhaal een tergende manie. Elk plantje en elk insect dat
hij ziet wodt met naam en toenaam genoemd om de studenten en de lezer te prikkelen: zij hebben veel te weinig aandacht voor alles wat leeft en bloeit om hen heen.
De verhalen in De zaterdagvliegers zijn te verdelen in jeugdherinneringen (5), verhalen uit de profesionele sfeer van de biologie (3) het schrijversbestaan (2) en twee over de korte periode dat hij leraar was. Ze zijn allemaal anekdotisch van karakter, maar soms is dat toegepast op de manier van de traditionele ‘vertellers’ waar ik rillingen van krijg. Zoals de eerste zin van het titelverhaal, dat verder een van de beste is: ‘Tegenover ons woonde, in de vier huizen tussen de stal van slager Brinkman en de Reinestraat, een weduwnaar, twee oude vrijsters en zes vrijgezellen.’ Grootvader op de praatstoel. Bij deze vertellersallures hoort de bekrompen nestgeur van de eigen straat, de rare mensen die je als kind ziet en de knusse als bekend veronderstelde topografie (‘Rioolbemaling’, ‘Het Stort’, het ‘havenhoofd’). 't Hart ontkomt aan deze hebbelijkheden van vertellers door een overmacht aan genuanceerde details, een selectief geheugen en door de zorgvuldige ontwikkeling binnen het verhaal. (Met name het titelverhaal en ‘Het brandende braambos’ blinken hierdoor uit.) In andere verhalen lukt die ontwikkeling minder omdat hij daarin de herhaling en het uitspinnen van een motief te ver doorvoert (‘Velasques’ en ‘de eerste lichting’)
In De zaterdagvliegers heeft de waarneming de overhand en dat leidt tot veel oppervlakkige verteller sanekdotiek. maar 't Hart zou 't Hart niet zijn als hij in met name de jeugdherinneringen niet zijn beste gezicht zou laten zien. Ze passen in de reeks verhalen over ‘de ontwakende Maarten’ die ontdekt dat de werkelijkheid niet is zoals hij aanvankelijk, gezien door de ogen van de christelijke mythologie, leek. De werkelijkheid is anders. Deze ontdekkingen zijn het resultaat van zijn onbevangen manier van waarnemen en houden tegelijk een interpretatie van de werkelijkheid in. Door het verstand.