Collectief geheugen
In het jaar dat het verhaal speelt, staat de Ring der Nibelungen op het programma en de vier grote opera's das Rheingold, die Walküre, Siegfried en Götterdämmerung worden door de verteller en zijn gezelschap in deze chronologische volgorde bezocht, en men kan zich afvragen in hoeverre Rémy hier een poging doet zijn ‘collectief geheugen’ in te bedden in de Germaans-mythologische oorsprongen. In ieder geval blijken er nauwe relaties te bestaan - of ze worden gesuggereerd - tussen de inhoud van de opera's en de persoonlijke levensgeschiedenis van de verteller. Het Rijngoud waaruit de ring gesmeed wordt die aan de drager veel macht maar door een vloek ook veel onheil brengt, wordt door de verteller in verband gebracht met zijn schrijverschap dat hem ten slotte, in een averechtse beweging, isoleert van de mensen om hem heen, en in het bijzonder van zijn vrouw Marie-Thérèse, die van hem wegloopt. Zijn oorspronkelijke onbevangenheid wordt door het schrijven en de boeken aangetast: ‘Er is een tijd geweest dat ik kon luisteren, beminnen, verstaan, zonder ook nog de behoefte te hebben er woorden uit te vormen.’ ‘En dan, met de jaren, hebben de boeken deze barrière tussen mij en de wereld opgeworpen die al spoedig zo moeilijk te overbruggen bleek, en die maakte dat ik niet meer uit kon gaan zonder wroeging: zoveel dat ik nog moest lezen, moest schrijven... Het leven dat ik nog enkel daarvoor leefde. Marie-Thérèse zelf, die uiteindelijk nog slechts aan mij verscheen als door een scherm. (...) De vloek van de ring... De boeken...’
Maar ook de onderlinge relaties binnen het mythologische volkje uit de opera's krijgen een weerklank binnen het wereldje van de verteller en zijn gezelschap. Zo vallen er bij voorbeeld dwarsverbindingen te maken tussen Wodan, Fricka, Brünnhilde en haar geliefde Siegfried met wie zij ook samen zal sterven, aan de ene kant en de verteller, Marie-Thérèse, en zijn jeugdige vriendin Claire die hij zal verliezen aan de aankomende schrijver en als zodanig zijn ‘troonopvolger’, Guillaume, aan de andere kant. Er blijkt niets te veranderen; alles keert eeuwig terug, wat ook weer steun verleent aan de opvatting die je uit Rémy's werk kunt afleiden, dat elke gebeurtenis exemplarische betekenis heeft.
In de personages van Vivienne en Kurt Reich worden de littekens zichtbaar die de ontsporing van de Germaanse geest onder Hitler heeft teweeggebracht. Vivienne is het meisje dat Auschwitz overleefde maar het getatoeëerde kampnummer met zich meedraagt als een onuitwisbaar Leitmotiv. Haar tegenspeler is de raadselachtige Kurt Reich. Over hem wordt meer gesuggereerd dan dat er waargemaakt kan worden. Voor de oorlog trad hij als arts toe tot de nazi-partij, naar zijn zeggen om van dichtbij getuige te kunnen zijn van datgene waartoe de nazi's in de concentratiekampen in staat waren, en waar mogelijk de slachtoffers nog bij te kunnen staan. Op voorspraak van deze laatsten wordt hij na de oorlog niet vervolgd. Hij zit enige tijd in de regering, maar heeft daarna in Bonn enkel vijanden, omdat hij ‘te veel weet’, en ook al omdat hij de advocaten van de leden van Rote Armee Fraktion financieel zegt te steunen. Van dat laatste zijn de Rafleden zelf onkundig.
Kurt Reich wordt er de oorzaak van dat ook de laatste opera, Götterdämmerung, een echo in het heden krijgt. Zoals Siegfried door list en politieke machinaties ten onder gaat, zo vindt Reich op vergelijkbare wijze zijn einde bij een gijzelingsactie. Terugkerend van een uitstapje worden hij en de verteller overvallen en als gijzelaars opgesloten in een landhuis. De suggestie is sterk dat ‘Bonn’ hierachter zit, en dat de Raf uitsluitend als instrument is gebruikt. Dit zou mogelijk gemaakt zijn door de onduidelijke politieke rol die Reich in Duitsland speelde. Bij een overval op het landhuis door het leger komt iedereen om, behalve de verteller, die op tijd wordt bevrijd om de laatste voorstelling van de Götterdämmerung bij te kunnen wonen.