Compromis
Het ontstaan van de staat wordt door Ringer niet in de vorm van een echt contract gepresenteerd, maar als een compromis, gesloten tussen de partij van rationalistische individualisten die eigenlijk liever vrijhandel willen drijven en op macht beluste mensen, die uit zijn op het plunderen van andermans eigendommen. De eersten waren de ijverigen en de tweede groep de machtslustigen.
Vrijheid wordt zo opgeofferd om vrijheid te beschermen, iets wat volgens Ringer een onmogelijk compromis is. Ringer is de staat vijandig gezind, omdat de enige mogelijkheid om volledig vrij te zijn ligt in de afwezigheid van de staat.
Hoe is het mogelijk dat in de VS, waar deze filosofie van de American Dream eens zo machtig was, de staat nu zo'n groot beslag legt op de vrijheid en het inkomen van haar onderdanen? Ringer zoekt het antwoord hierop in het systeem van besluitvorming, dat op het meerderheidsbeginsel (Majority Rule) is gebaseerd. Politici hebben namelijk in het systeem van de Majority Rule als hoofddoelstelling een stemmenmeerderheid en deze kunnen ze het zekerst behalen als ze aan de kiezers allerlei materiële voordelen, in casu verlichting van hun individuele moeilijkheden beloven. De kiezers zijn niet ongenegen allerlei voorzieningen van staatswege te ontvangen en negeren daarbij de nadelen die deze voorzieningen op lange termijn voor hen betekenen. Deze nadelen zijn onder andere hogere belastingen, inflatie, overheidsbemoeienis en beperkingen van hun individuele vrijheid.
Tekening David Levine
De overheid is zo verworden tot een overtreder van het natuurrecht.
In ethisch opzicht is de welvaartsstaat dus een aanfluiting; zij dwingt en besteelt haar onderdanen. Maar ook in economisch opzicht kan de welvaartsstaat voor Ringer niet veel goeds betekenen. Ringer beschouwt de staat als behorende tot de niet-produktieve sector van de economie - ze produceert zelf geen waarde maar verteert deze wel om zich draaiende te houden. Ze leeft dus van een gedeelte van het surplus dat in de produktieve sector wordt geproduceerd. Dit surplus wordt grofweg gevormd door alle winsten, gemaakt in de produktieve sector. Het meest kenmerkende van de welvaartsstaat in economisch opzicht is nu haar herverdelende taak. Ze neemt weg bij de ene en geeft weg aan de andere. Het gevolg van dit soort activiteiten is, volgens Ringer dat de ontvangende groepen, en deze vormen een zeer groot gedeelte van de kiezers, de indruk krijgen dat het allemaal ‘voor niets’ is. Men maakt zich over de kosten geen zorgen, eerder over de voorzieningen. Uit angst voor stemmenverlies leggen de politici bij verkiezingen daarom eerder de nadruk op uitbreiding of behoud van voorzieningen dan op het drukken van de kosten (belastingverlaging).