De geschiedenis van politieke gastvrijheid
Het aan Nederland gewijde deel van Exil 1933-1945
Exil in den Niederlanden und Spanien door Klaus Hermsdorf, Hugo Fetting en Silvia Schlenstedt Deel 6 van Kunst und Literatur im antifaschistischen Exil 1933-1945 Uitgever: Reclam, 423 p., f21,65
Koos van Weringh
Eind 1978 verscheen het eerste deel van de serie Kunst und Literatur im antifaschistischen Exil 1933-1945, een uitgave van Reclam in Leipzig in de Duitse Democratische Republiek. In het woord vooraf wordt door Werner Mittenzwei meegedeeld dat zich in 1975 een ‘Kollektiv’ heeft gevormd dat zich ten doel stelde, de geschiedenis te schrijven van het antifascistische ‘Exil’ in verschillende landen. Zes delen werden aangekondigd en nu, een kleine drie jaar later, zijn er zelfs zeven verschenen, met een bewonderenswaardige regelmaat. Ze gaan over de Sovjetunie (1), Zwitserland (2), de Verenigde Staten (3), Latijns-Amerika (4), Tsjechoslowakije, Engeland, Scandinavië en Palestina (5), Nederland en Spanje (6) en Frankrijk (7). De laatste delen zijn van zeer recente datum.
Mittenzwei legt uit dat het onderzoek van het ‘Kollektiv’ vooral politiek georiënteerd is, waarbij de nadruk sterk ligt op de maatschappelijke en politieke omstandigheden van het gastland. Maar ook wordt aandacht besteed aan de juridische verwikkelingen en de psychische noden en moeilijkheden van de emigranten. Kunst en literatuur worden verder niet geïsoleerd gezien, maar ‘im direkten Zusammenhang mit dem politischen Kampffeld, mit den gegeben spezifischen gesellschaftlichen Produktionsbedingungen’. Vroeger stond in het onderzoek op dit gebied in de DDR de analyse van het kunstwerk op de voorgrond, bekent Mittenzwei, maar later is die samenhang meer in het middelpunt van de belangstelling gekomen.
Elk deel is volgens een bepaald stramien opgebouwd. Eerst worden de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in het gastland en de houding tegenover Duitsland uit de doeken gedaan. Vervolgens wordt ingegaan op het verloop van de antifascistische strijd door de lezer op de hoogte te brengen van de verschillende trefpunten en groepen in de ‘Exil’. Ten slotte volgt dan een beschrijving van de kunstzinnige en politiek-publicistische prestaties in het betreffende land.
Menno ter Braak en Konrad Merz in 1936
‘Das Dritte Reich’, houtsnede van Gerd Arntz (1938)
Ik heb niet alle zeven delen, zo'n kleine vierduizend bladzijden, gelezen, maar ze nogal eens geraadpleegd. Dank zij de uitstekende registers gaat dat prima. De boeken bevatten een grote hoeveelheid informatie, ook veel onbekende. In het volgende beperk ik mij tot het deel over Nederland, want daar valt genoeg over te zeggen.
Het eerste hoofdstuk over het Koninkrijk der Nederlanden als ‘Exilland’ is van een bedroevende eenzijdigheid en vooringenomenheid, zoals van een door DDR-onderzoekers gepubliceerd boek ook mag worden verwacht. De marxistisch-leninistische ideologie leert dat de communistische partij vooropgaat in de strijd tegen het fascisme en dat gebeurt hier dan ook volop. Dat het juli-oproer in 1934 zich niet over het gehele land uitbreidde, lezen we op bladzijde 20, lag niet alleen aan de brutale onderdrukkingsmaatregelen, maar ook aan de splitsing in de arbeidersklasse. En die was de schuld van de SDAP, die steeds opnieuw een aanbod van de communisten om tot een oplossing te komen van de werkloosheid en de economische crisis van de hand wees. ‘Zo bleef de partij van de arbeidersklasse de meest consequente pleitbezorger van de rechten van de gewone mensen.’ Van het Plan van de Arbeid van SDAP en NVV wordt geen melding gemaakt.