De uitzonderlijke rang van de veldmaarschalk
Nigel Hamiltons vuistdikke biografie over Montgomery
Monty The Making of a General 1887-1942 door Nigel Hamilton Uitgever: Hamish Hamilton, 871 p., f70,65 Importeur: Keesing
Kees Schaepman
Ook Montgomery was - zoals praktisch iedere grote oorlogsgeneraal - natuurlijk gek. Bij hem uitte die waanzin zich in een dermate bezetenheid van zijn vak, dat zelfs brieven aan zijn familie als dagorders werden opgesteld. Deze bij voorbeeld, in 1936 geschreven aan zijn stiefzoon John Carver, die zich wilde verloven met de dochter van admiraal Sir Hugh Tweedle:
‘Ik ben door de admiraal van de laatste ontwikkelingen op de hoogte gebracht. Ik heb hem via de post het volgende laten weten:
1. | Jij bent 24 jaar oud en Jocelyn bijna 21 en omdat jullie van elkaar houden zie ik geen redenen waarom jullie elkaar niet zouden ontmoeten aangezien jullie beiden aantrekkelijke mensen zijn; |
2. | Het zou nu het beste zijn wanneer we jou ertoe konden krijgen helderheid over je bedoelingen te verschaffen; |
3. | Als het je bedoeling is je nu te verloven, vervolgens in oktober naar India te gaan, over twee jaar terug te keren en dan met Jocelyn te trouwen, dan zal ik de admiraal adviseren daarmee in te stemmen en ontmoetingen tussen jullie niet te belemmeren; |
4. | Over twee jaar zal jij 26 jaar oud zijn en Jocelyn 23 en kan er geen enkel bezwaar meer zijn tegen een huwelijk.’ |
Zoals zo vaak verliep alles succesvol volgens de lijnen van Montgomery's zorgvuldige plannen: het werd een bijzonder gelukkige verbintenis.
Montgomery was een professional en oorlog was zijn vak. Zijn kracht lag niet in zijn visie (zoals bij generaal Marshall, in de Tweede Wereldoorlog chef-staf van het Amerikaanse leger) of zijn creativiteit (zoals bij zijn grote tegenspeler veldmaarschalk Rommel) maar in vakkennis en doorzettingsvermogen. En een bijna grenzeloze ambitie. Bijna grenzeloos - want als zijn liefde voor het militaire beroep en zijn ambitie botsten, dan won toch de liefde van de eerzucht. Aangezien de man ook nog behept was met een uitzonderlijk gebrek aan tact en een ongelooflijke arrogantie zou die eigenschap een van de barrières gaan vormen voor het ongestoorde verloop van zijn verder tot in de details geplande carrière. Hoewel Montgomery tussen de twee wereldoorlogen opklom tot de rang van generaal majoor, leek hij dan ook niet voorbestemd voor een werkelijk belangrijke positie in het Engelse vredesleger. Al zijn superieuren loofden zijn grote capaciteiten, maar bijna zonder uitzondering kritiseerden zij ook zijn al te duidelijk vertoon van minachting voor mensen die hij minder dan zich zelf achtte.
Montgomery met de generaals Patten (links) en Bradley (midden), 7 juli 1944
Montgomery (zonder pet), ten tijde van de slag om Alma Halfa, 20 augustus 1942
Een voorbeeld.
Als luitenant-kolonel in India, begin jaren dertig, kreeg Monty opdracht om met anderhalve compagnie uit te rukken teneinde het wapenarsenaal te Kirkee te bewaken. Montgomery schreef daarop een brief aan zijn commandant met de vraag door welk gevaar het betreffende arsenaal dan wel bedreigd werd. Duitsers wellicht?
Dergelijke spotternijen werden hem toen niet in dank afgenomen - hoewel datzelfde gevoel voor humor hem later, ondanks al zijn menselijke tekortkomingen, juist nog net verteerbaar zou maken. Pas tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Montgomery verlost van door hem incompetent en stupide geachte superieuren doordat hij een rang verwierf waarin hij geen meerderen meer had: veldmaarschalk.