Alles hangt met alles samen
Claire Sterling en het terrorisme
Het netwerk van de terreur, de geheime oorlog van het internationaal terrorisme door Claire Sterling Vertaling: Parma van Loon Uitgever: De Kern, 286 p. Prijs f27,50
Marian Husken
Het zijn de Russen! Zij zitten erachter, zij willen door het steunen en opleiden van terroristen de hele westerse beschaving, met name de industriële gebieden in West-Europa, vernietigen. Dat is de belangrijkste gedachte achter het boek van de Amerikaanse journaliste Claire Sterling, Het netwerk van de terreur, of wel De geheime oorlog van het internationaal terrorisme.
Claire Sterling probeert aan te tonen dat er een internationale verbinding bestaat tussen alle terroristen, tussen zowel Rode Brigades als Grijze Wolven, tussen de Ira als wel de Raf, et cetera. Daarvoor gaat ze terug in de tijd.
De nieuwe terrorist wordt volgens Sterling meestal door Moskou van wapens voorzien, opgeleid door Cubanen of Palestijnen en krijgt geld van de Libische leider Kadaffi. Hij ontstond in 1968, het jaar van de barricaden. Vanaf dat moment behoorden de ‘social bandits’ voorgoed tot het verleden: een terrorist is nu iemand die veel geld heeft, beschikt over de meest moderne wapens, gebruik maakt van computers, reist in supersnelle vliegtuigen en helikopters, gijzelt, kidnapt, een commandotraining krijgt, mensen gevangen zet en psychologische oorlog voert. Sterling spreekt vanaf dat moment, 1968, in haar boek dan ook van het Eerste Terreur decennium.
Haar boek bestaat uit hoofdstukken die elk een afzonderlijk land of een belangrijke terrorist die een sleutelrol vervulde tot onderwerp hebben: de Italiaan Feltrinelli, de Fransman, Curiel, Carlos de Jakhals. Ze beschrijft een reis door ‘het ondergrondse’, ze toont de Zwitserse wapenwinkel, vertelt over het geld van Kadaffi, de rol van Cuba en schetst de geschiedenis van de Ira, de Basken, de Turken, de Rode Brigades, de Duitsers en de Palestijnen.
Nu zijn er eerder boeken verschenen over het internationaal terrorisme, maar die kregen nooit zoveel belangstelling als het boek van Claire Sterling. Haar boek kwam op het juiste moment. Het was een welkome ‘verrassing’ voor de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, generaal Alexander Haig. Met dit boek had hij zijn nieuwe bijbel gevonden: Moskou is het grote brein achter al de activiteiten van de ultralinkse terroristische bewegingen in het Westen. De Verenigde Staten hebben daar niets mee te maken. In haar inleiding stelt Sterling het zelfs heel duidelijk ‘Het was beslist niet de CIA die de guerrillakampen had voor tienduizenden terroristen in Cuba, Algerije, Libië, Syrië, Libanon, Zuid-Jemen, Noord-Korea, Oost-Duitsland, Hongarije, Tsjechoslowakije, Bulgarije en de Sovjetunie. De CIA kon niet de enorme voorraad wapens leveren - en heeft dat niet gedaan - die door de terroristen op de vier continenten zijn gebruikt in het Eerste Terreurdecennium, of schuilplaatsen voor hun vluchtelingen of geheime inlichtingen voor hun leden, of diplomatieke bescherming in de Verenigde Naties.’ Verderop in haar boek maakt zij één keer duidelijk hoe zij over de Amerikaanse inlichtingendienst, de CIA denkt: ‘Volgens een telling van de CIA - en een lafhartiger bron is moeilijk te vinden - waren er in 1976 meer dan 140 terroristenbendes uit bijna vijftig landen of omstreden gebieden met elkaar verbonden.’ Toch stoort het feit van die ‘lafhartige bron’ haar niet om vervolgens aan het werk te gaan om die internationale verbinding aan te tonen. Ook weerhoudt het haar niet om dankbaar van deze ‘lafhartige bron’ en andere westerse inlichtingendiensten gebruik te maken om haar gelijk te bewijzen. Voor een journalist is dat een niet alledaagse manier om materiaal te verzamelen: inlichtingendiensten zijn meestal niet zo spraakzaam tegenover
kranten.
Sterling gebruikt voor de verdere bewijsvoering in haar boek artikelen uit verschillende dag- en weekbladen variërend van Encounter tot ultralinks, bij voorbeeld Contro Informazione (het bulletin van de Rode Brigades), boeken over terrorisme, de KGB, het handboek voor stadsguerrilla's en rechtbankverslagen. Ook maakt zij gebruik van politiebronnen (en in ‘noten en bronnen’ staat er zelfs een keer politiebronnen’) en in het hoofdstuk over de Fransman Henri Curiel vanbij ‘betrouwbare anonieme bronnen uit de Franse Communistische Partij.