Onzalige erfenis
Vervolg van pagina 9
meisje zonder meer de laan uit te sturen en dus laat hij als een soort deus ex machina een verliefde violist opdraven die haar ‘overneemt.’ Ook het tweede verhaal uit de bundel, ‘Najaarsstormen,’ is als constructie niet sterk; de schietpartij op het eind doet aan een goedkope opera denken. Ongelukkig genoeg is de hoofdpersoon hier een schilder, wat Emants tot allerlei uitvoerige natuurbeschrijvingen verleidt, in wel erg traditionele termen: ‘O! herfst, tijd van kleuren, boven alle jaargetijden had hij u lief!’: ‘Weer had de natuur zich voor haar laatste bruidegom getooid,’ enzovoort tot het naïeve zinnetje: hij drong ‘met zoet verlangen, alsof een aangebeden vrouw haar armen hem opende, dieper door in het heiligdom der natuur.’
Literair-historisch het interessantst is het laatste verhaal, ‘Fanny.’ Het is - voor zover ik weet - het eerste portret van een overgevoelige vrouw in onze literatuur, het type dat zo'n grote rol zal spelen in het Nederlandse naturalisme (Mathilde in Een liefde, Eline Vere, Hedwig in De koele meren). Geheel volgens het naturalistisch voorschrift is zij erfelijk belast: terloops wordt vermeld dat haar vader is overgebracht naar het krankzinnigengesticht Meerenberg. Fanny heeft een zeer onevenwichtig karakter. Als moeder van twee kinderen legt ze zich een overmatige zelfdiscipline op, waarbij ze zich soms maniakaal op het huishouden stort. Maar tegelijkertijd beweert ze dat ze daarmee al haar oude idealen heeft opgeofferd. De komst van een jeugdvriend van haar man, een bereisde vrijgezel, roept al de oude wensdromen verhevigd wakker; ze ziet zichzelf weer als gevierde zangeres: ‘Ik veroverde toejuichingen, ik toverde tranen in ieders ogen, ik werd overladen met bloemen, maar wanneer ik buigend heenging, vermoedde niemand hoe bitter er geleden moest worden om zo te kunnen spelen!’ Fanny wordt heen en weer geslingerd tussen de deprimerende realiteit van een armelijk gezinsleven en de romantische visioenen van haar verbeelding. Een reeks gebeurtenissen, waarbij de muziek van Wagner zijn bekende ontzenuwende rol speelt, brengt haar tenslotte tot het einde van zoveel naturalistische hoofdpersonen: de zelfmoord. Fanny is de eerste heldin in onze laatnegentiende-eeuwse letteren die bezwijkt onder de last van het nuchtere leven; wat over haar gezegd wordt, geldt voor zovele latere hoofdpersonen van naturalistisch proza: ‘Had niet de krasse tegenstelling der werkelijkheid met de droom, waaruit zij nooit geheel was ontwaakt, misschien nimmer ontwaken zou, haar zo onzeglijk rampzalig gemaakt?’
De drie novellen van Emants zijn zeker geen meesterstukjes; wél zijn ze heel interessant als eerstelingen van een intrigerend auteur. Binnen het oeuvre van Emants nemen ze een sleutelpositie in: hier worden verhaalgegevens geïntroduceerd die later (met meer artistiek succes) door hem zullen worden uitgewerkt. Er is nog één punt dat belangrijk is voor wie het latere werk kent. Emants ontwikkelde zich tot een overtuigd pessimist. Voor hem was die levensvisie gebaseerd op een rationele grondslag en hij kende dan ook grote waarde toe aan het ontluisterend verstand. Opvallend in Een drietal novellen is een zekere spijt over de macht van dat intellect. In ‘Een avontuur’ komt op het eind het zinnetje voor: ‘Het verstand smoorde langzamerhand elke kiem van geestdrift.’ Ook uit de voorrede spreekt die teleurstelling: ‘Wij zijn koel en redeneren nuchter’ staat daar en in die context is dat duidelijk een negatieve kwalificatie. Emants lijkt in dit stadium van zijn leven dubbelzinnig te staan tegenover de waarde van een hevige hartstocht: de Hagenaar die om wille van de wereld een meisje opgeeft, verliest daarmee het enige wat zijn bestaan enige kleur had kunnen geven; maar de aarzelende schilder die zich uiteindelijk laat meeslepen door de gevoelens van een naar liefde hunkerende vrouw, moet dat bekopen met de dood. Deze drie novellen, met de voorrede die erbij hoort, vormen een belangrijk document voor wie de ontwikkeling van Emants' wereldbeeld wil leren kennen.
Het is te hopen dat binnen niet al te lange tijd ook een goede verzamelbundel van Emants' latere werk verschijnt, liefst met een behoorlijke toelichting. Hoe populair onze onzalige erfenis ook mag zijn, de Tachtigers zijn niet onze tijdgenoten. Men doet ze onrecht als men niet laat zien tegen welke achtergrond hun werk geschreven is. Iemand die een boek van Emants of Coenen koopt, is blijkbaar geïnteresseerd in dit soort teksten - ik kan me niet voorstellen dat zo'n lezer niet iets meer wil weten over de auteur en zijn oeuvre. Aan die simpele wens zouden de uitgevers beter tegemoet kunnen komen.