Chanteur
Pepler is een man met grieven tegen de corruptie van de media. Hij is bijna een parodie op de tragi-komische traditionele schlemiel, maar vertoont overigens gedrag dat op zijn manier even goed is ‘aangepast’ aan het moderne Amerikaanse leven als dat van Zuckerman zelf. Door oneerlijke praktijken van de tv-mensen heeft Pepler het jaren geleden afgelegd tegen een onbetekenende Wasp, in een fameuze quiz met prijzen die in de miljoenen liepen. Sinds die tijd is hij alleen maar bezig geweest wraak te nemen, mede namens alle Amerikaanse joden, want de schurken hebben hem ook nog laten afgaan op het punt van de Americana. Op een avond pikt hij Zuckerman op in een obscure delicatessenwinkel, en laat hem niet meer los tot hij hem zijn hele levensverhaal heeft verteld, en hem heeft gevraagd om de namen van goede literaire agenten, want hij heeft ook een roman over zijn eigen leven geschreven - de variaties op het thema van Zuckerman-Carnovsky stapelen zich speels maar onontkoombaar op.
Pepler is niet alleen een ‘pain in the neck’, maar hij blijkt ook de mysterieuze chanteur te zijn die Zuckerman met verdraaide stem opbelt om hem geld af te persen, waarbij hij dreigt Zuckermans moeder te zullen ontvoeren uit Miami Beach. (De creatie van Pepler zou zo uit een boek van Bellow kunnen zijn gelicht. Maar de naijver in Roths schrijverschap is een verhaal apart, misschien is competitie of emulatie een beter woord.) De Pepler-episode loopt met een curieuze sisser af: tenslotte vindt Zuckerman in zijn brievenbus een envelop met een zakdoek die hij aan Pepler had uitgeleend, met onmiskenbaar geurende vochtige sporen van misbruik, en een woedende brief waarin hij wordt beschuldigd zelfs Peplers leven en zijn afwijking te hebben gestolen voor Carnovsky. Tegen die tijd zijn de toespelingen op Portnoy's Complaint meer dan duidelijk, en ben je als lezer tamelijk verstrikt in Zuckermans netten - of spiegeldoolhof.
Het verdwijnen van Pepler is niet het einde van de complicaties die Carnovsky in het leven Zuckerman teweegbrengt. Het laatste effect van het boek voor Zuckerman zelf is de dood van zijn vader, aan het eind van deze roman. Daarmee komen we op een ander aspect van de versie van Prometheus die we volgens de titel van het boek in Zuckerman moeten zien. Het gaat niet alleen om Zuckerman als kunstenaar, of als helper van de mens in zijn strijd tegen de tyrannie van de goden (ofwel vaders).
Toen Prometheus verlost was door Achilles, mocht hij ten slotte plaatsnemen onder de goden van de Olympus in ruil voor het geheim dat hij alleen wist - namelijk dat het kind dat Zeus zou verwekken bij de aardse Thetis zou opstaan tegen Zeus en hem zou ombrengen. De post-Freudiaanse Zuckerman kan pas zijn plaats innemen onder de grote kunstenaars (Tolstoy en Flaubert worden meermalen met name genoemd, en het hele boek is een emulatie van wat Bellow of Malamud met vergelijkbare stof hebben gedaan, of zouden kunnen hebben gedaan als ze eraan gedacht hebben) als hij het geheim heeft onthuld dat geen man volwassen kan worden zonder dat hij zijn ‘ouders’ heeft omgebracht. Nathan Zuckerman doet dat in een gesublimeerde, indirecte vorm met zijn roman, die iedereen behalve hij zelf leest als een pure autobiografie. De verblinding van de schrijver voor zijn eigen diepste drijfveren? Daar lijkt het op, want ook zijn vader voegt hem op het moment dat hij sterft nog maar één woord toe, ‘Bastard’. Daarmee is de cirkel rond. De afvallige zoon is verstoten, de vader gedood, de onafhankelijkheid veroverd, ook al heeft Zuckerman zijn boek beschreven in de veronderstelling dat zijn vader het toch nooit onder ogen zou krijgen. Al lang voor het ontstaan van Carnovsky had zijn vader een beroerte gehad, hij kan niet meer zelf lezen of schrijven, en wordt verpleegd in een verzorgingshuis. Maar Nathan voorziet niet dat een familielied hem Carnovsky zal voorlezen, net zomin als Oedipus verwachtte zijn vader zomaar langs de kant van de weg aan te treffen.