Een held van de innerlijke zekerheid
Delius' roman over het beveiligde leven
Ein Held der inneren Sicherheit. Roman Friedrich Christian Delius das neue buch, Rowohlt Taschenbuch Verlag, 224 p., ± f19,50
Wouter Donath Tieges
Soms, bij voorbeeld wanneer je het verhelderende Gids-nummer ‘Heeft de Nederlandse roman behoefte aan meer straatrumoer?’ doorwerkt, lijkt het of er te allen tijde en overal telkens niet meer dan twee types roman bestaan, die hun bestaansrecht slechts ontlenen aan het feit dat ze tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden en zo leven brengen in de permanent op het randje van buiten-bedrijf-stelling balancerende brouwerij. In het Gids-geval is er sprake van het ‘Nederlandse’ en het ‘Amerikaanse’ type, de solipsistische roman en de ‘buitenwereld’-roman, de ‘spruitjes’-roman waarin het gaat om de ik-problematiek waaraan alles wat er aan ‘omgeving’ in voorkomt ondergeschikt wordt gemaakt (als de Nederlandse solipsist de keuze heeft zal hij kiezen voor het nostalgisch ruisen der populieren in plaats van de dreigende omhakking van het heilige hout), en daartegenover de meer op de maatschappij, ja zelfs op de politiek gerichte, van werkelijkheidsmateriaal overvloeiende roman.
Ton Anbeek speelt in het Gidsnummer de rol van aangever en geeft helaas een romantype aan dat weliswaar overvloeit van werkelijkheidsmateriaal maar ook uitmunt door oppervlakkigheid: de inventarisatie van een (failliete) boedel waarvan niemand weet wat ermee te beginnen. En dan, gedurende een honderdveertigtal pagina's, de suggestie, op een enkele scherpzinnige uitzondering na, dat er op het gebied van de roman niets zou bestaan - op dit moment tenminste - dan dat; alsof er geen tussenweg zou zijn of, nog liever, een weg die verder leidt: een type roman dat zowel ik-gericht is als een kritisch en verhelderend (hoewel misschien niet humoristisch) beeld geeft van de economische, politieke en sociale werkelijkheid waarin het individu leeft, ageert, reageert of juist verhinderd wordt te reageren. In de Duitse literatuur begint dit laatste type roman hand over hand toe te nemen. Enige jaren geleden was er plotseling een tendens waarneembaar van de terugkeer naar het ik, die vaak gepaard ging met een bezinning op de eigen jeugd die zich dan nog vaak in de provincie, op het platteland had afgespeeld. Maar die bezinning op de eigen jeugd (de eigen vader) impliceerde een bezinning op de eigen historie (‘wat waren historisch gezien de premissen voor de huidige situatie, de huidige impasse?’) en leidde al spoedig, een ontwikkeling die zich binnen enkele seizoenen voltrok, tot een roman waarin de analyse van het individu gepaard ging met een steekhoudende analyse van de politiek-sociale en historische context, tot romans waarin - om het banaal te zeggen - noch het ik noch de realiteit te kort kwam. Herhaaldelijk en misschien wel uitentreuren wees ik reeds op de romans van Nicolas Born, helaas wijlen, hij had de grootste naoorlogse schrijver van het Duitse taalgebied kunnen worden, als voorlopige hoogtepunten van dit soort roman (Die erdabgewandte Seite der Geschichte, De vervalsing - op dit moment, te midden van de hevigste strijd in Libanon,
verfilmd door Volker Schlöndorff).
Maar ook de nieuwste bestseller in de Bondsrepubliek, Ein Held der inneren Sicherheit van Friedrich Christian Delius, uitgegeven in de Rowohlt-reeks met het roze randje, das neue buch (die ik en passant tot de interessantste reeks zou willen rekenen die er op dit moment in de Bondsrepubliek is), is zo'n soort roman, die meteen bewijst dat de behandeling van het thema terrorisme niet per se tot zulke haast gênante resultaten hoeft te leiden als Heinrich Bölls Fürsorgliche Belagerung of, op een geheel ander niveau, Mary McCarthy's onlangs in Nederlandse vertaling verschenen Cannibals and Missionaries (Kannibalen en missionarissen). Ik constateer, mét de Gids-contribuanten, dat romans met zoveel politieke lading in Nederland zeldzaamheidswaarde bezitten (in de Duitse literatuur hebben zelfs de zogenaamde vaderverhalen een politieke geladenheid, waar er in Nederland vaak slechts sprake is van een afrekening met óf een verkapte liefdesverklaring aan de vaderlijke godsdienst).
De roman van Friedrich Christian Delius, geboren in 1943 in Rome, jarenlang lector in het uiterst linkse Rotbuch-Verlag en schrijver van satirische dichtbundels als Wir Unternehmer (1966) en Ein Bankier auf der Flucht (1975) en de hevig bestreden satirische documentaire Unsere Siemens-Welt. Eine Festschrift (1972), speelt zich, met kennis van zaken, af in de wereld van de ondernemers, de machthebbers, in de eigen versluierende terminologie ‘Menschenführer’ genoemd. Geënt op de werkelijke gebeurtenissen van 1977, de Schleyer-affaire, de terroristen-hetze, de kwestie van de Berufsverbote, vertelt Delius het verhaal van de ‘chefdenker’ alias ghostwriter (‘Referent Personalführung und Spezialist für Grundwerte’) Roland Diehl, wiens baas, de president van het ‘Verband der Menschenführer’, Alfred Büttinger, is ontvoerd. De baas is weg - voor wie moet Diehl nu eigenlijk zijn redevoeringen schrijven? Delius maakt een buitenstaander tot hoofdpersoon van dit terroristendrama en vermijdt daardoor alle sentimentaliteiten die de roman van Böll, waarbij de hoofdpersonen direct betrokken waren bij de kidnapping en de daaropvolgende veiligheidsmaatregelen, zo onverteerbaar maakten.