Vrij Nederland. Boekenbijlage 1981
(1981)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Onpartijdige ontluistering
| |
Koele blikWellicht door zijn geïsoleerde positie in Indië bleef Daum buiten de gevestigde literaire kringen in Nederland. Dat heeft als gelukkig gevolg gehad dat hij nooit het slachtoffer is geworden van de modieuze kanten van het nieuwe proza: de ‘woordkunst’ waarmee Van Deyssel het Nederlandse naturalisme geïnfecteerd heeft. Zelden probeert hij te schilderen met woorden. De enkele keer dat hij zich ‘mooier’ voor wil doen, is het resultaat niet verheffend; zo behoren de eerste alinea's van Aboe Bakar zeker niet tot zijn beste proza, alhoewel die zinnen nog altijd tien keer zo leesbaar zijn als bij voorbeeld de omslachtige inzet van De stille kracht. Van Deyssel erkende aanvankelijk wel de verdiensten van Daum als onconventioneel verteller, maar ging zich vervolgens te veel ergeren aan diens ‘slordigheid.’ Toch had hij heel goed door wat de sterkste kant van de Indische romancier vormde: zijn objectiviteit, onpartijdigheid. Om het in Van Deyssels woorden te zeggen: Daums verhalen waren ‘noch vóór noch tégen eenig kerkgenootschap, noch vóór noch tegen de wellust, de huiselijkheid, het indiesch bestuur, het spiritisme, de republiek, het huwelijk.’ Daum bekeek de Indische samenleving met een koele blik; hij was er in geen enkel opzicht op uit de zaak mooier te maken dan hij was, zoals de romanciers vóór hem. Als hoofdfiguur kiest hij vaak iemand die niet onsympathiek is, maar één zwakke kant heeft: hij houdt te veel van vrouwen, of van spelen, of is te belust op carrière-maken; in ieder geval is hij in enig opzicht te fanatiek, en daaraan gaat hij te gronde. Dat is de kern van het verhaal dat Daum met zoveel verve vertelt. Om het hoofdpersonage heen tekent hij dan een maatschappij die niet veel beter is dan de niet-vlekkeloze held. | |
WraakAboe Bakar volgt dit stramien. De karakterzwakte is daarin het godsdienstfanatisme van een islamiet; het is zeker een van de merkwaardigste gegevens die Daum aanpakte, en de manier waarop hij het met de hem eigen onpartijdigheid uitwerkte, levert een boek met heel interessante kanten op. Het boek begint als de Indo-Europese planter John Silver het vermoeden krijgt dat zijn Indische ‘huishoudster’ een verhouding heeft met een Arabier die handelt in allerlei snuisterijen. Silvers overspannen reactie heeft voor hem buitengewoon ongelukkige gevolgen: hij verliest alle aanzien in de kleine gemeenschap van blanken. Als dan ook nog een wel heel donker kind, Adam, geboren wordt, begint hij te zinnen op wraak. En hij bedenkt een buitengewoon sadistische wraakneming op lange termijn. Hij laat de zoon een uitstekende opleiding volgen; de jonge Adam wordt zelfs naar Nederland gestuurd om te studeren. Maar wanneer de oude Silver komt te overlijden, blijkt welke gruwelijke grap hij heeft voorbereid: Adam is nooit ‘geëcht’, zoals de andere kinderen, dat wil zeggen officieel is Adam geen Indo-Europeaan maar het Indische kind van een Indische vrouw! Een jongen die als blanke is opgegroeid en opgevoed moet zich realiseren dat hij niet ‘meer’ is dan de eerste de beste inlander. Plotseling tuimelt hij van boemelend student naar een status van gedwongen levenslange nederigheid. Het is bijna vergelijkbaar met een verandering van geslacht. Adam beseft wat dit inhoudt: ‘hij had gehoord en gezien hoezeer het overheerschte ras tot door den geringsten Europeaan (...) uit de hoogte werd behandeld; hoe er | |
[pagina 41]
| |
haast nimmer tegen den inlander werd gesproken, dan snauwend en bevelend.’
Op dit moment neemt het verhaal een verrassende wending: Adam buigt niet onder deze slag, maar omhelst welbewust een nieuwe identiteit: die van belijdend islamiet. ‘Aboe Bakar’ heet hij nu, en hij vertoont al het overmatige fanatisme dat zo kenmerkend is voor de renegaat - een dweepzucht die uiteindelijk tot zijn val zal leiden. | |
OntluisteringBij mijn weten heeft Daum nooit de rechtmatigheid van de Hollandse overheersing in Indië in twijfel getrokken. Typerend voor zijn objectiviteit als verteller is dat hij in Aboe Bakar een ontluisterend beeld geeft van de vanzelfsprekende superioriteitsgevoelens van de Hollandse heren in de gordel van smaragd. Een van de aangrijpendste passages in het boek is die waarin de moeder van Adam/Aboe Bakar hem probeert te verzoenen met het feit dat hij niet blank is: ‘zij zijn niet waard, dat een mensch zich om hen bedroefd maakt; het is alles valsch, het is alles schijn; zij willen maar geld en betrekkingen, niet om er mee zaken te doen of om er geacht door te worden, maar om te schijnen wat zij door hun zelven niet zijn; om veel vertoon te maken; om zich ziek te eten en te drinken, en om veel prentahs (bevelen) te kunnen geven. Zij weten niet wat het geluk is, dat een mensch kan hebben van de jaren, die hij leven mag.’ Deze visie is uiteraard ‘gekleurd’, maar zij wordt heel overtuigend gepresenteerd door een onderworpen vrouw die plotseling haar diepe haat tegen de blanke bezetters eruit gooit. Maar dit betekent allerminst dat de inlanders in het boek geïdealiseerd worden. Als tegenwicht dient de nuchtere visie van Adams (wél geëchte) broer; in de discussie die tussen hen ontstaat, stelt Adam dat de inlanders ‘een arm en onderdrukt volk’ zijn, terwijl zijn broer ze simpelweg ziet als dieven en schurken, die nog lui zijn op de koop toe; hij waarschuwt Adam/Aboe Bakar: vroeg of laat zal je de dupe worden van je nieuwe vrienden! Het tragische is, dat hij gelijk krijgt. De godsdienstleraar die Aboe begeleidt, blijkt een intrigant die alleen uit is op eigen geld. Daums visie op de Indische samenleving is onromantisch. Zoals er voor hem geen vlekkeloze helden bestaan, kent hij ook geen goede of slechte bevolkingsgroepen. De kracht van Daum is zijn onpartijdigheid; het laten zien van twee kanten is het beginsel van zijn romankunst. In Aboe Bakar zijn die beide kanten: blank en gekleurd, overheerser en overheersten. Het bijzondere in dit boek is dat het iemand toont die van blanke heer inlander wordt en dus de tegenstellingen aan den lijve ondervindt. Daardoor is Aboe Bakar een van de interessantste teksten die de toch al zo rijke Indisch-Nederlandse literatuur heeft opgeleverd. |
|