Moby Dick in Siberië
Victor Astafjevs gedegen verhalen
De keizervis door Victor Astafjev Vertaling Lourens Reedijk Uitgever: Meulendijk, 482 p., f45,-
Maarten 't Hart
Zonder hier nu direct een algemene literaire regel van te maken, geloof ik toch dat het beste literaire werk heel vaak de eigenschap heeft dat het speelt in een precies beschreven omgeving, die de schrijver of schrijfster vanaf zijn/haar vroegste jeugd kent, en waarvan de typische sfeer in geschrifte is vastgelegd. Voorbeelden daarvan te over.
Het beste werk van Vestdijk - de eerste vier Anton Wachterromans, De bruine vriend, De koperen tuin, Het glinsterend pantser, Zo de ouden zongen, speelt in kleine Friese stadjes, die hallucinerend opgeroepen worden. In het eerste deel van A la recherche du temps perdu wordt ook zo'n, nu typisch Frans, provinciestadje opgeroepen, Illiers-Combray, en in het werk van Faulkner (Yoknapatawpha County), van Raabe (het Harz-gebergte), van Fontane (het gebied rondom Berlijn), van Thomas Hardy (Wessex), van Gotthelf (het Emmental) en van vele, vele anderen (Carson Mc Cullers, Flannery O'Connor, Mark Twain, F. Bordewijk) vormt een tot in de kleinste details beschreven oerprovinciaal milieu de achtergrond voor groots literair werk. Als hier te lande een Nederlands criticus waarderend over het Revisor-proza schrijft: ‘De verhalen zijn gesitueerd in een on-Nederlandse omgeving en sfeer’, dan vind ik dat een twijfelachtig compliment. Een Nederlandse schrijver die de Nederlandse sfeer en omgeving in zijn werk verloochent en zijn best doet om ‘internationaal’ te zijn, kan nooit een Proust, Faulkner of Fontane worden, daar ben ik van overtuigd. En ook nooit een Victor Astafjev.
Diens verhalenbundel De keizervis is namelijk ook zo'n voorbeeld van het werk van een schrijver dat gesitueerd is in een tot in de kleinste details beschreven provinciaal milieu dat de auteur vanaf zijn vroegste jeugd heeft leren kennen: het gebied rondom de stad Igarka aan de Jenisej in Noordwest Siberië. Deze streek wordt door Astafjev met grote liefde, en met het typische heimwee van iemand die terugverlangt naar zijn geboortestad, maar toch wegblijft, tot in details beschreven. Daarbij wordt vooral het leven van stropers en steurvangers in kaart gebracht. Astafjev zegt in het laatste verhaal dat het eerste wat hij voor ogen kan halen als hij aan zijn geboortedorp denkt, met vis te maken heeft. Het zal wel geen toeval zijn dat het mooiste verhaal uit de bundel, het titelverhaal ‘De keizervis’, gaat over een man die een zeldzaam grote steur vangt, maar deze niet uit het water kan trekken. In plaats dat de man de steur in zijn bootje weet te hijsen, ziet de steur er kans toe de man in het water te trekken en dan liggen steur en man naast elkaar en beschrijft Astafjev hoe de steur, die iets zoekt om tegen aan te liggen, zich tegen het lichaam van de drenkeling aanvlijt. De visser verdrinkt overigens niet, maar moet zijn keizervis wel laten gaan. In feite al een oeroud thema, dat ook in Moby Dick en The old man and the Sea werd behandeld. Maar Astafjev weet er een nieuwe vorm aan te geven doordat hij vertelt hoe man en vis als geliefden naast elkaar in het water liggen.
Victor Astafjev
Twee dingen vallen op in dit omvangrijke werk. In de eerste plaats dat de verhalen eigenlijk geen verhalen zijn (ze missen gewoonlijk een pointe, De keizervis is een uitzondering), maar lange gedegen beschrijvingen van het leven van stropers, van de barre omstandigheden in Siberië, en van de ook daar al optredende milieu-verontreiniging. Tegen het laatste is dit boek in feite één grote aanklacht. In het tweede deel van het boek wordt het leven van één stroper, de nog menselijke Akim beschreven.