Duivelachtig
Met een paar anderen, onder andere Dorothy Parker, was O'Hara de smaakmaker van The New Yorker. De gaafheid en vooral de kortheid van zijn verhalen werden mede bepaald door de kwaliteitseisen van de ‘New Yorker-short story’, al zal niemand, schrijft Gill, ooit willen toegeven dat zo iets bestond. O'Hara had over het schrijven van korte verhalen een paar handige theorieën, over het effect van het gebruik van eigennamen, van het woordje ‘zei’, etcetera (Bruccoli citeert er een volledige brief over). O'Hara's verhouding met The New Yorker was echter slecht, altijd gezeur over geld en over het weigeren van verhalen. Gill beschrijft hoe O'Hara er een tijdje een kamer had, met namen van bekende mensen die hij kende om zich heen strooide, duurdere kleren droeg dan de rest en zich uiteindelijk terugtrok achter de schrijfmachine, zijn mouwen oprolde, zijn das losmaakte en in eén geweldige ruk, zonder een enkele correctie, een perfect kort verhaal uit de machine ramde. Aan dat verhaal, zegt Gill, had hij dagen gewerkt en hij kende het van punt tot komma uit zijn hoofd, hij kwam daar alleen om te demonstreren hoe hij zijn verhaal schreef, met ‘duivelachtig gemak’.
John O'Hara
Ook Gill geeft toe dat O'Hara de beste was en dat men begrip had voor zijn haken naar roem. Hoofdredacteur Ross omschreef hem als ‘de meester’, maar had een hartgrondige hekel aan hem. Dus gebeurde uiteindelijk wat te verwachten was. Toen O'Hara in 1949 - na elf jaar geen roman te hebben geschreven - weer een bestseller op de markt bracht (A Rage to Live) schoven de redacteuren het boek als een hete aardappel door, totdat Gill, onder het mom dat hij vriendschap van boekkritiek kon scheiden, het werk tot op de grond toe afmaakte - onder meer door het gelijk te stellen met het Kinsey-rapport. Kinsey en O'Hara zouden vooral geïnteresseerd zijn in de verschillende manieren waarop in de diverse geledingen van de Amerikaanse maatschappij over seks werd gesproken en gedaan.
Ook dat is voor een groot deel waar: geen schrijver heeft zo nadrukkelijk vastgelegd dat Amerika een klassenmaatschappij is. En O'Hara schreef op wat hij zag, en dat hield in dat mensen met elkaar naar bed gingen. Daar kwam na publikatie uiteraard altijd rumoer van, soms een verbod, soms weghalen uit winkels of bibliotheken. Op recepties waren er altijd vrouwen die hem kwamen vertellen dat hun kinderen zijn boeken niet mochten lezen, wat hem nerveus of kwaad maakte met alle gevolgen van kwaadheid en dronkenschap. Zijn vrouw Belle trad op als bewaakster en ontwikkelde, met hem, een heel systeem van signalen wie hij moest ontwijken en wanneer hij weg moest.
Die seksuele belangstelling had hij al in zijn journalistentijd in New York, maar kreeg alle vrijheid in de jaren rond 1934, toen hij in Hollywood als filmschrijver werkte. Hij schepte op over de vrouwen waarmee hij naar bed was geweest; en raakte zelfs bijna in paniek toen hij op een ochtend in een hotel het aardige kamermeisje al in bed had getrokken voor hij wist wat hij deed. Hij had verschillende keren gonorroea, maar ook flink de pest in toen zijn auto een keer voor het huis van de huidarts stond en de geestige schrijver S.J. Perelman een briefje onder zijn ruitewisser had geschoven met de tekst: ‘Maak je geen zorgen, 't is net zo erg als verkoudheid.’ De beste verklaring voor die grote seksuele drang, die hem soms zelf benauwde, lijkt toch nieuwsgierigheid. In zijn latere boeken is seks bijna een stereotype geworden, de mensen in zijn romans ontmoeten elkaar voornamelijk nog om naar bed te gaan.