Bizarre verhalen in de huiskamer
Het domesticatie-procédé van J.M.A. Biesheuvel
Duizend vlinders door J.M.A. Biesheuvel Uitgever: Meulenhoff, 320 p., f 29,50
Jan Fontijn
In 1794 verscheen Voyage autour de ma chambre van Xavier de Maistre. Komrij schreef erover en wel in de reeks ‘Vergeten boeken van Vrij Nederland (22 november 1980). Xavier de Maistre laat de lezer getuige zijn van een reis van tweeënveertig dagen door zijn kamer. Elk object in zijn kamer, het bed, de spiegel, de prent aan de wand, het bureau en wat al niet, brengt de verbeelding van de schrijver op gang: “Er zit een verhaal in al het kleine.” En dat verhaal wordt niet rechtlijnig verteld, maar bevat talloze uitweidingen, commentaren, bespiegelingen en lessen. Xavier de Maistre globetrottert, aldus Komrij, van meubel naar meubel, en er is niets zo nietig of het levert een excursie in de geest op. “Geen wegennet is zo uitgebreid als dat van de verbeelding.”
Voyage autour de ma chambre genoot tot ver in de negentiende eeuw een grote populariteit en Komrij noemt een flink aantal boeken, die in de traditie van stilstaand reizen zijn te plaatsen. Wat mij betreft had hij voor de twintigste eeuw Maarten Biesheuvel kunnen noemen. Neem bij voorbeeld het verhaal “Mikkie” uit zijn laatste bundel Duizend vlinders. Mikkie is het hondje van Maarten. We worden vrij gedetailleerd geïnformeerd over het wel en wee van het dier. Zo heeft Mikkie nogal wat moeite met het feit dat hij uit de slaapkamer moet als Maarten en Eva gaan slapen (Trouwe lezers van de verhalen van Biesheuvel hoef ik niet te vertellen dat Eva de vrouw van Maarten is. Over geen echtgenote van een schrijver weten we meer dan over haar. Maar dit ter zijde). Mikkie nu laat zich dan als een zakje zand naar de huiskamer dragen, waar hij droevig op de sofa gaat liggen. Als het woord “sofa” in het verhaal valt, onderbreekt Biesheuvel zijn relaas over het hondje door een zin tussen haakjes: (Over die sofa moet ik het ook nog eens hebben, zit een heel grappige geschiedenis aan, er schiet mij nu ineens van alles te binnen. Sigaren, daar moet ik het ook eens over hebben. Gebrek aan karakter bij schrijver dezes ook. Waarom ik graag dassen draag. Waarom ik graag in de wasbak plas. Wat ik van die rare ventilator op mijn kamer vind. Over de klok in de huiskamer kan ik het hebben. Ook over mijn huwelijkssluiting op Schiermonnikoog. Over de vlieg die gisteren verschrikt uit mijn inktpot kwam vliegen, ik had mijn vulpen in geen jaren gebruikt. O Mozes Mina, er is genoeg geloof ik, meer dan genoeg)’. Ik citeer deze passage zo uitvoerig om de parallellie met De Maistre te onderstrepen. Er zit een verhaal in al het kleine.
Karakteristiek voor het vertellen van Biesheuvel is dat hij met dergelijke futiele details zijn verhalen begint en daarmee de lezer zijn huiskamer binnenbrengt. Het duurt niet lang of die lezer voelt zich thuis. En waarom ook niet. Het geeft een prettig gevoel, wanneer de gastheer het bezoek begint met het vertellen van kneuterige, huiselijke feitjes, die nergens te intiem worden. De argeloosheid van die gastheer is zonder meer ontwapenend, als hij vertelt over zijn acht katten, of over het feest van de buurman, of over die gekke ontmoeting vanmiddag op straat of over zijn laatste ziekbed en hoe hoge koorts hij toen had. Als hij bovendien, ook weer zo argeloos, vertelt over zijn vrienden (en die vriendinnen, vindt hij, zijn niet mis, daar zijn professoren onder en bekende schrijvers, zoals Rudi Fuchs, Kousbroek, Karel van het Reve, Renate Rubinstein, Maarten 't Hart), dan voelt de lezer zich erg gevleid dat hij zo in vertrouwen wordt genomen.
Ik zou dit vriendelijk manipuleren, dit schrijfprocédé in het begin van de verhalen van Biesheuvel om de wildvreemde lezer tot intimus te maken, het domesticatie-procédé willen noemen. Als hij de lezer eenmaal getemd heeft, dan kan hij alles met hem doen. Biesheuvel voert hem de huiskamer uit en reist met hem de wijde, fantastische wereld in, waar de werkelijkheid dikwijls verpletterend is.
J.M.A. Biesheuvel, tekening van Siegfried Woldhek