‘Meer licht!’
Bernlef arrangeert dat proces op zo'n manier dat menig facet van het nazisme aan bod komt: de rol van de ‘leider’, van de kunst (Leni Riefenstahl), van de mythe; de moord op de joden, het tautologische ‘Befehl ist Befehl’. Daarbij valt de nadruk op de verhouding tussen Speer en Hitler, op Speers verzet tegen de vernietiging van de Duitse industrie toen de nederlaag onontkoombaar bleek, en op zijn verantwoordelijkheid voor de onnoemelijke verschrikking van de kampen.
Het zal niemand verbazen dat na Harten en Ferron ook Bernlef er niet in slaagt, het raadsel op te lossen, dat ook hij zijn toevlucht moet nemen tot ‘bordkarton’. Door het hele stuk heen laat hij de al genoemde Plancken commentaar leveren, en in de weer zijn met een machine die op bloed werkt, en een permanente energiebron moet gaan vormen. De ‘verklaring’ neemt de vorm van de allegorie aan doordat elke poging tot verklaring in dezen faalt. Als Speers bloed vloeit, en de machine begint te lopen, is de laatste claus van Plancken: ‘Meer licht!! Meer licht!!’: luidkeels worden hier de befaamde laatste woorden van Goethe geroepen - de reus van de ‘deutsche Klassik’. Het nazisme berust op schreeuwen, schaalvergroting in bouwen en doden, en het volume verkleint en vernedert de mens.
Dat is vanzelfsprekend eerder een beschrijving dan een verklaring: uiteindelijk komt de schrijver niet veel verder dan de historicus. Ook Bernlef stuit op een hindernis: de absolute onvoorstelbaarheid van de leegte doet niet onder voor die van de huiveringwekkende pathologie. En ook die woorden, leegte en pathologie, zijn maar machteloze grepen in het lexicon door wie zich niet volmaakt wil en kan vereenzelvigen met de beulen en hun handlangers.
De ruïnebouwer, zou je dan denken, is dus een mislukt boek over een moreel en anderszins mislukt mens, en dat klopt in zoverre het geen antwoord geeft op de vraag die het zelf stelt. Maar ik houd ook staande dat het een geslaagd boek is, juist omdat het die vraag stelt, en een verantwoording geeft van een vergeefse poging om het antwoord te vinden, met de integriteit die het werk van Bernlef karakteriseert. Zoveel jaar na dato, en in een goddank heel andere wereld is ook de schrijver het spoor bijster, maar hij weet van de afgrond, en dat men daar niet in kan springen zonder dat subject en object, schrijver en nazi, gaan samenvallen in iets dat het verstand en de literatuur te boven gaat. Het moest dus bij ‘een verslag’ en ‘een schouwspel’ blijven: zodra schrijver en lezer geen ‘waarnemer’ meer zijn, maar op het toneel verschijnen, zijn ze verloren, Nietig gemaakt door de coulissen van de zwartste reactie, fecit Albert Speer.