Bekende paden en lanen
Verhalendebuut van Errit Petersma
Stukje van de wereld door Errit Petersma Uitgever: Bert Bakker, 108 p., f 14,90
Eddy Mielen
Errit Petersma is redacteur bij Boom-Klassieken, de uitgeverij die zoveel analytische filosofie in haar fonds stopt. Nu zullen ook redacteuren er weleens een hobby op na houden in de avonduren. Misschien verzamelen ze bakelieten voorwerpen, de overzeese gebiedsdelen of etiketten van beroemde wijnhuizen. Petersma schrijft verhalen, waarop niets tegen is. Maar wanneer ze gebundeld worden en onder het predikaat van alweer ‘een literair debuut’ op een voor het belletristisch boek blijkbaar gunstige markt worden gebracht, is dat jammer. Wat een hobby was die het op huiskamerformaat aardig deed, moet zich bij bundeling officieel meten met wat op dat terrein zoal voorhanden is. En, zonder te stoffen op vaderlandse roem, de verhaalliteratuur bloeit de laatste tien jaar uitbundig.
Stukjes van de wereld bevat zes verhalen, één duidelijk langer, de ander vijf van ongeveer gemiddelde lengte. In bijna alle duiken wel elementen op uit de beroepssfeer van Petersma, de filosofie en de sociologie. Het meest uitgesproken in het eerste en langste verhaal ‘De tweekamp’, dat gaat over een reeks bezoeken die een jongeman bij een psychiater aflegt. De jongen heeft een portie gezonde achterdocht jegens therapeuten, en terecht in dit geval, want doctor Ritschema is een echte leuterkont. Wederzijds ontvouwen beide heren allerlei theorieën over waarheid, leugen, overdrijving enzovoort. Iedere psychische vordering blijft uit en om beurten vegen ze elkaar de mantel uit. Zo voegt de jongen z'n geneesheer toe: ‘Jullie blijven steken in bluf en speculaties. Dat heeft rampzalige gevolgen gehad. Therapeuten hebben de wereld met zieke redeneringen verpest. Jullie proberen dat handjevol redelijk denkende mensen ook nog te veranderen met onwetenschappelijke methoden. Therapeuten maken de zaak veel te gecompliceerd en ondoorzichtig. Jullie goochelen met termen en schrijven ze geheimzinnige krachten toe, alsof het tuinkabouters of demonen zijn.’ De rollen van protagonist en antagonist wisselen dus gaandeweg, zoals u begrepen zult hebben. Tot de therapeut zich zo aangevallen voelt dat hij een revolver trekt; een bloederige afloop blijft ons op het laatste nippertje bespaard. Een satire op de wildgroei in de zachte sector, zo zou u hoopvol kunnen concluderen, zo dat het geval is, dan zit die er wel erg diep in weggestopt. De jongeman is namelijk even mesjogge als de psychiater en wat zijn achtergrond of probleem is, wordt ons niet meegedeeld, zodat het gebeuren nergens van het papier loskomt en helemáál nergens een persiflerende kant uitgaat. Wijsgerige bespiegelingen tussendoor van het slag: ‘Is het werkelijk zo, dat je iemand pas door hebt wanneer je hem beter begrijpt dan hij of
zij zich zelf begrijpt? lijken meer afkomstig uit een omgevallen boekenkast dan uit de koker van de personages.
Errit Petersma, foto Hans van den Bogaard