Zeggen en doen
Overtuigend klinkt het niet, ondanks Fridays veelvuldige verwijzingen naar ‘bevriende psychiaters’, die haar opvattingen blijkbaar een wetenschappelijk tintje moeten geven. Misschien is het model van de moeder als ‘verslindster in de kinderkamer’ wel de hoogste psychoanalytische wijsheid, maar met de sociale werkelijkheid heeft het bitter weinig te maken. Geen enkel kind wordt opgevoed door een overheersende, bestraffende moeder in complete afzondering van de rest van de samenleving, waar vaders in de marge figureren en van enige andere instelling helemaal geen sprake is. Bovendien zijn al Fridays beweringen over wat kinderen aan de confrontaties met zo'n ‘boze moeder’ zouden overhouden niet meer dan slagen in de lucht. Misschien gaat het wel eens zo in het leven, maar misschien ook niet. Hoe is dat vast te stellen?
Iets anders is de vraag of het mogelijk is om uit iemands dagdromen af te leiden hoe hij of zij zich feitelijk gedraagt. Friday meent dat dit kan. Op grond van haar onderzoek naar vrouwelijke erotische fantasieën wist ze al te melden, dat vrouwen weliswaar voortdurend fantaseren over verkrachtingen, maar dat iedere vrouw maakt dat ze wegkomt bij een ontmoeting met een echte verkrachter. Dezelfde regel zou opgaan voor mannen: volgens haar wil het feit dat mannen in zo groten getale wegdromen over het overweldigen van vrouwen nog niet zeggen dat ze dit ook werkelijk doen. Integendeel, de mannen uit haar onderzoek houden immers van vrouwen! Hoe ze dat zo zeker weet is mij een raadsel.
Ze kent geen van die mannen persoonlijk. Het zijn anonimi, die gereageerd hebben op haar oproep in- Forbidden Flowers. Ze kunnen dat uit de meest uitéénlopende overwegingen hebben gedaan. Mitch deed het uit geilheid voor Nancy Friday, maar ook heel wat andere hoopten een ‘goede indruk’ op haar te maken, zoals in de afgedrukte brieven te lezen staat. Het is in de verste verte niet zeker of hun fantasieën er net zo zouden uitzien als Friday er niet om gevraagd had. Maar zelfs als dat toch zo zou zijn, zouden ze nog geen aanwijzingen geven over concrete gedragingen. Iedereen weet hoe groot soms de discrepatie is tussen wat mensen zeggen en wat ze doen. Men in Love behoort tot een genre boeken dat met de dag aan populariteit schijnt te winnen, het babbelboek. Het grote voorbeeld is natuurlijk het rapport van Shere Hite en de formule is even simpel als geestdoden. Je stuurt een paar duizend vragenlijsten het land in of plaatst ergens een advertentie waarin je mensen verzoekt om hun gevoelens over het een of ander op schrift te stellen. Het resultaat is een dikke pil met gegevens waar op zich zelf geen touw aan valt vast te knopen, maar die aan elkaar worden gebabbeld door de samensteller. Dat het hier geen ‘echt’ wetenschappelijk onderzoek betreft lijkt alleen nog maar méér aanbeveling te betekenen voor zulke popsociologie en poppsychologie: dat wekt immers de indruk dat hier de ware stem van het volk te beluisteren is. De waarheid wordt in dit genre afgemeten aan de oplage en de omvang.
Fridays conclusie dat mannen eigenlijk de beste vrienden voor vrouwen zijn, stond vermoedelijk al vast vóórdat zij aan haar boek begon. Hoe aardig ze het ook mag bedoelen, in het door haar bijeengesprokkelde materiaal is géén steun voor deze overtuiging te vinden. De ‘gewone logica’ leert al, dat de wereld waarschijnlijk heel wat ingewikkelder in elkaar zit.