Een voorbeeldige les in poëzie
De vertaling van Horatius' Ars Poetica
Horatius, Ars Poetica vertaling en inleiding: P.H. Schrijvers Uitgever: Athenaeum, Polak & Van Gennep, 93 p., f 29.50
Rudi van der Paardt
In zijn Ontmoetingen met schrijvers, het boekenweekgeschenk uit 1956, wijdt P.H. Ritter, de man die altijd junior bleef, een paar alinea's aan Simon Vestdijk, met wie hij gedurende enkele oorlogsmaanden in het gijzelaarskamp van Sint Michielsgestel had gezeten. Ritter was sterk onder de indruk van de manier waarop Vestdijk ook daar zijn literaire produktie wist voort te zetten. Slechts een enkele maal, zo vertelt hij, onderbrak Vestdijk zijn werk om een lezing voor zijn kampgenoten te houden. ‘Ik heb nooit diepzinniger en verrassender stof horen voordragen en ik heb nooit horen voordragen op een vervelender manier,’ schrijft Ritter. Dat Vestdijk het acteurstalent van de ‘geboren’ docent miste, is algemeen bekend.
Die diepzinnige en verrassende stof, waarover Ritter rept, kennen wij ook: het is de serie beschouwingen over het wezen en de techniek van de poëzie, in 1950 verschenen onder de titel De glanzende kiemcel. In het slothoofdstuk, de laatste lezing dus, gaat Vestdijk over van de theorie naar de praktijk. Hij laat zien hoe uit een ‘geïnspireerde’ aanvangsregel, een glanzende kiemcel, door constructie verschillende gedichten kunnen ontstaan, waarvan de kwaliteiten half-ironisch, maar zeer zorgvuldig, gewogen worden. Dat juist Vestdijk één van de weinige dichters is in onze letterkunde die een dergelijke ars poetica hebben vervaardigd, is niet verbazingwekkend: in zijn eigen poëzie ligt het accent op de constructie, het vakmanschap, en daarover kan men nu eenmaal beter theoretiseren dan over de allerindividueelste expressie van de dito emotie.
Men kan, als Vestdijk, een causerie houden over de poëtische techniek, men kan ook dichten over poëtische problemen. Zo beschreef Schiller het elegisch distichon in een elegisch distichon, Gerrit Komrij het fenomeen twaalfregelig gedicht in een twaalfregelig gedicht, Drs. P. het olleke bolleke in de vorm van een olleke bolleke (semiotici, opgelet!). Er bestaat natuurlijk ook het leerdicht over de poëzie, en de Ars poetica die hier voor mij ligt in de nieuwe Nederlandse vertaling van de Leidse Latinist P.H. Schrijvers is inderdaad van één van de grootste dichters uit de wereldliteratuur en in ieder geval uit de Latijnse letterkunde, Quintus Horatius Flaccus (65-8 v. Chr.). Zijn Epistula ad Pisones (Brief aan de Pisonen), die pas van de Romeinse leraar in de retorica, Quintilianus (± 100 na Chr.) de naam Ars poetica kreeg, is lange tijd één van de invloedrijkste beschouwingen over de dichtkunst geweest. Nu de belangstelling voor de historische letterkunde zich vooral toespitst op de vraag hoe teksten in het verleden gelezen werden en wat hun werking is geweest, is deze uitgave met vertaling, inleiding en nabeschouwing over het voortleven van Horatius bij Bilderdijk een enorme aanwinst.