De Muiderkring
Hooft was geen full-time schrijver. Bijna veertig jaar lang, van 1609 tot zijn dood in 1647, was hij de hoogste bestuursambtenaar in Het Gooi en omstreken. Als zodanig bewoonde hij het Muiderslot, dat hij en zijn echtgenotes maakten tot het middelpunt van een informeel cultureel vriendenclubje, de Muiderkring. Hooft is twee keer getrouwd geweest tot de dood hem scheidde: met Christina van Erp (1610-1624) en met Leonora Hellemans (1627-1647).
Al deze aspecten van Hoofts leven, het één wat meer, het ander wat minder, komen bij Van Tricht aan de orde. Zijn biografie van Hooft is de volledigste en betouwbaarste die er is en als zodanig onmisbaar voor de Hooft-student. De editie van 1951 is in zoverre herzien dat Van Tricht een aantal irrelevante of onhoudbare uitlatingen heeft weggelaten; ook het aantal uitroeptekens is drastisch verminderd. Daarnaast heeft hij enkele resultaten van dertig jaar Hooftstudies, met name die van W.A.P. Smit, P. Tuynman, F. Veenstra, F.F. Blok en die van zijn eigen monumentale brievenuitgave verwerkt. Die veranderingen zijn even zovele verbeteringen, maar ze betreffen slechts een klein gedeelte van zijn boek. Wezenlijk veranderd is er helaas niets. Het boek is bovendien niet goed nagekeken. Van Tricht heeft bij voorbeeld de term ‘eufuïsme’ meestal wel vervangen door het meer gangbare ‘marinisme’, maar soms heeft hij het laten staan. Hij beweert eerst dat Hooft waarschijnlijk twee keer in Leiden heeft gestudeerd, om een aantal pagina's verder te doen of zijn neus bloedt. Het toch al onzinnige begrip ‘romaanse vormdrift’ komt in de nieuwe druk helemaal in de lucht te hangen, nu een deel van de inleiding van de oude druk is weggelaten. Soms worden ouderwetse, om niet te zeggen archaïsche woorden vervangen; dan weer niet. Echt herschreven is er niets, ook al staat dat met nadruk tegenover de titelpagina.
Eén van mijn grootste bezwaren tegen Van Tricht is zijn stijl. Die zweeft tussen een antiek soort deftigheid en bombastische hoogdravendheid. Een nogal gedateerde academische stijl, vaak buitengewoon nadrukkelijk en even vaak weinig zeggend. Bovendien vertaalt hij wel alle Latijn, Grieks en Italiaans en, soms, het zeventiende-eeuwse Nederlands, maar die vertalingen staan achterin. Om te begrijpen wat er staat, moet er telkens en telkens weer ingewikkeld gebladerd worden. Ik zou de vertaling in de tekst hebben opgenomen en de oorspronkelijke tekst achterin gezet hebben; dat bevordert een vlotte doorlezing van de tekst. Een voorbeeld van Van Trichts manier van werken: ‘Men kan zich de Muider symposia niet ongedwongen genoeg voorstellen; juist de hoffelijke vormen vergrootten de innerlijke vrijheid. Men genoot er, naar stoïsche zede, de vriendschap als een bron van zuiver geluk en had nooit behoefte aan plannen of voorbereidingen: “philosophabimur, iocabimur, epulabimur poetarum more, partiemur personas, alter Cupidinem, alter Iocum, alter Juventam aget” en hoewel Hooft niet van overdadige maaltijden hield zullen Leonora en hij hun gasten goed onthaald hebben. En een Barlaeus was dat besteed! Men dronk matig: de enige plagerij met het tegendeel betreft de thee: “Vale, atque illustres Te-potores Hoofdium, Vossium, Carpenterium, Spexium, Te veniente die, Te Decedente bibentes, inter Te et Te a me saluta.” De twee laatste namen doen eerder aan het kasteel van Batavia dan aan het Muider slot denken.’ Dit gebabbel illustreert een aantal van Van Trichts eigenaardigheden: het naïeve moralisme (‘juist de hoffelijk vormen vergrootten de innerlijke vrijheid’), het gebruik van veel vervelend Latijn in de tekst, de onduidelijke toespeling (‘het kasteel van Batavia’), het aanstippen maar onverklaard laten van renaissancistische gedachtencomplexen (‘stoïsche
zede’).
Van Tricht is ongetwijfeld een degelijk filoloog. Hij is goed in het betrouwbaar selecteren en op een rijtje zetten van feitenmateriaal en hij houdt er ook wel enigszins een visie op na. Maar hij is geen goede biograaf in die zin dat hij in rake formuleringen, via goed gekozen citaten en details, door een sprekende ordening en met een goed begrip voor de behoeften van een modern publiek een grote persoonlijkheid met al zijn voors en tegens weet neer te zetten. Hij is, kortom geen schrijver.