Terloops
Geerts conclusie luidt dan ook: ‘Het waren steeds de anderen die ongewenste veranderingen in je leven aanbrachten. En dat wou ze voorkómen. Wat kon veranderen, was niet essentieel.’ De broodnodige reflectie op dit soort uitspraken ontbreekt pijnlijk in deze roman. De buitenwacht die verantwoordelijk is voor dat ‘veranderen’ deugt op geen stukken na, maar nergens gaat de hoofdpersoon bij zich zelf te rade; zelfkritiek is haar vreemd. Hoe ethisch het ook klinkt: de consequentie is dat Geert geen romanpersonage wordt met wie je volledig kunt meevoelen, maar veeleer het type van een grillige, soms rancuneuze vrouw die zich maar niet thuis kan voelen in het leven en beseft dat de weg terug afgesneden is. Een aanhoudende oratio pro domo zonder getuigen à charge. Bij Helen Knopper draagt Geert meer dan eens de sporen van een heilige in een wereld vol zondaars.
Een ander bezwaar, wellicht van meer belang, is dat motieven en thema's als het bereiken van het ‘gestadige’ geluksgevoel en het verkiezen van het isolement, gemeten naar de omvang van het boek zo terloops worden aangestipt. De factor die alle gebeurtenissen had moeten verbinden, blijft nu te vaag. Ik geef toe dat Helen Knopper wel enkele indicaties geeft waaruit valt op te maken hoe Geert haar stabiliteit verloor en steeds weer dreigt te verliezen. Het vertrek van haar vader heeft z'n emotionele gevolgen gehad, het ontbrak haar thuis aan geborgenheid en ze is, toen ze veertien was, in verwachting geraakt van een jeugdvriendje en na de nodige commotie geaborteerd, wat haar op lichamelijk gebied terughoudend maakt. Maar erg duidelijk komt ook dit aspect er in het boek niet uit.
Al deze kritiek neemt niet weg dat er ook positieve kanten aan het boek zitten. Helen Knoppers stijl houdt je aandacht gevangen, al zijn haar zinnen mij hier en daar te kortademig; met alle sprongen in tijd en plaats worden de beelden dan erg vluchtig. Symboliek en beeldspraak als het millimeteren van het haar in de inrichting en frasen als: ‘Ze nam grote slokken uit het leven zoals het aan haar voorbijstroomde’, doen gewild aan, maar daar staan schitterend vertelde passages tegenover: de dodenkamer in Italië, de godsvruchtige tante Wiepje, de Utrechtse episode met de beeldhouwer, een mislukt uitstapje naar de Expo in Brussel, en in het algemeen een oog voor het rake detail. Helen Knopper is op die beste momenten een vakkundig schrijfster die met weinig middelen erg veel kan suggereren. Maar ondanks die kwaliteit gaat het ontraadselen van karakter, identiteit, relaties en emoties in dit boek toch aan woorden ten onder.