De terugkeer van de Private Eye
De spanning van Hammett, Chandler, McDonald, Greenleaf, Crumley, Hughes en Cain
Dodelijke vergissing door Stephen Greenleaf Vertaling: G.A.G. van der Broek Uitgever: De Arbeiderspers, 312 p., f 22,50
De laatste echte kus door James Crumley Vertaling: G.A.G. van der Broek Uitgever: De Arbeiderspers, 324 p., f 21,50
Carnaval in Santa Fe door Dorothy B. Hughes Vertaling: P.H. Ottenhof Uitgever: De Arbeiderspers, 260 p., f 19,50
Serenade door James M. Cain Vertaling: Erik Lankester Uitgever: Peter Loeb,
R. Ferdinandusse
In Nederland zijn we altijd nog bezig te ontdekken dat politici gewoon ordinaire beroepsuitoefenaars zijn, beïnvloedbaar en als 't moet corrupt; dat politiemannen net zo hard meedoen aan de wetten van de jungle als de wilden, en dat ook het verderf onder notarissen, ambtenaren, leerkrachen en casinohouders diep is doorgevreten. In Amerika, en met name het Westen daarvan, was dat allang bekend: net als de cowboy en de ganster is de misdaad, de corruptie, het recht van de sterkste daar een cultureel gegeven. Er is een filmindustrie door ontstaan, het is vastgelegd in songs en boeken, en sinds kort blaast het ook elke avond via de televisie in menig huiskamer over de gehele wereld zijn nummer mee.
Hoog genoteerd in die Amerikaanse westkust-cultuur staat de figuur van de privé-detective, de private eye. Dat is de eretitel, je komt ze ook tegen als shamus, of sleuth en in oudere werken als gumshoe. Private eyes bestaan nog steeds in Amerika, ze zijn nodig voor echtscheidingen, voor het in de gaten houden van concurrenten, voor bedrijfsspionage en in een redelijk groot aantal gevallen als bescherming tegen een corrupte politie: wie op valse gronden is aangeklaagd neemt een private eye in dienst om zijn eigen bewijzen te verzamelen.
Omslag-illustratie van James M. Cains Serenade
Voor de Vintage-pocket-uitgave van ‘Serenade’ maakte Robert L. Shaefer de omslagfoto.
Op de omslag van de Lobe-uitgave wordt deze foto ook gebruikt, overigens zonder vermelding daarvan.
Al in de jaren twintig bloeide de private eye in verhalen in de Amerikaanse misdaadtijdschriften (als Black Mask). Het was een reactie op Sherlock Holmes en die gigantische Europese opvatting dat misdaad een intellectueel spel was, gepleegd onder toezicht van de butler in een geisoleerd landhuis. Wij in Nederland hebben vooral kennis gemaakt met de beste produkten van de private eye-cultuur. Dashiel Hammetts Continental Op, gevolgd door zijn schepping Sam Spade in de Maltezer Valk. En de private eye is natuurlijk Raymond Chandlers Philip Marlowe. Het citaat is beroemd: ‘But down these mean streets a man must go who is not himself mean, who is neither tarnished nor afraid. The detective in this kind of story must be such a man. He is the hero, he is everything. He must be a complete man and a common man and yet an unusual man.’ Chandler maakte van de private eye dus een soort kruisridder, die door de treurige, platvloerse straten trok zonder zelf treurig en platvloers te zijn; een held, gewoon maar toch ongewoon. En dat heldhaftige kwam vooral tot uitdrukking in zijn karakter: onomkoopbaar, met een absoluut gevoel voor rechtvaardigheid en vooral met een uithoudingsvermogen dat elke corruptie te boven gaat. Na Chandler, na de Tweede Wereldoorlog eigenlijk, viel de mantel van bewaker van de zuivere private eye rond de schouders van Ross McDonald, en zijn schepping Lew Archer. En met het verdwijnen van de tijdschriften en de opkomst van de thriller leek alles te wijzen op een langzaam afsterven van de private eye.
Natuurlijk bleven er allerlei soorten privé-speurders bestaan (Travis McGee, van John McDonald), maar het duurde tot de beginjaren zeventig voor er een soort Raymond Chandler-opleving kwam. Vrijwel tegelijkertijd begonnen de Spenser-boeken van Robert Parker, de Jack LeVine-boeken van Andrew Bergman, de Albert Samson-serie van Michael Lewin, de Moses Winereeks van Roger L. Simon. Al die auteurs wezen, voor zover dat niet uit elke bladzij naar voren kwam, Chandler aan als de peetvader van hun werk. Maar ze bleven epigonen, die de private eye van Chandler verbonden met een eigen vondst. Bij Roger imon de linkse, joodse speurder, bij Bergman de nostalgie van de jaren veertig, en bij allemaal de zachtaardige, laconieke, wat cynische stijl.