Troostend bezit
Na verschijning van Die Lehre der Sainte-Victoire kan met nog meer stelligheid Handkes oeuvre geduid worden als de speurtocht naar een niet-gecorrumpeerde, niet-historisch beladen, niet-comprimitterende levenshouding. In zowel Die Stunde der wahren Empfindung als Langsame Heimkehr ontstaan er uit die speurtocht schitterende literaire vormen, die echter niet zonder meer als een soort richtlijnen gehanteerd kunnen worden in de dagelijkse realiteit, wat Handke wél in Die Lehre der Sainte-Victoire suggereert. Duidelijk is dat Handke naar die richtlijnen verlangt. De wankelende zoekers Keuschnig en Sorger (uit Die Stunde der wahren Empfindung en Langsame Heimkehr) markeren het wanhopige zoeken naar een schuldloze moraal, naar een wijze van leven die gebroken heeft met de last van de ideologieën en toch geschraagd blijft door een samenhangend wereldbeeld. In Die Lehre der Sainte-Victoire getuigt Handke van het troostende bezit van richtlijnen voor het leven; in Kindergeschichte zet hij de getuigende lijn voort. Maar de middelen waarmee hij nu werkt zijn de middelen van een schrijver en niet die van een evangelist. Kindergeschichte is dan ook een zachte, ontroerende novelle geworden.
Peter Handke beschrijft in acht korte hoofdstukken de eerste tien levensjaren van zijn dochter, die hij ‘het kind’ noemt. Zich zelf noemt hij afwisselend ‘de volgroeide’ en ‘de ooggetuige’. Twee keer wisselt Handke in de laatste zin van een hoofdstuk plotseling van perspectief en voegt hij een voornaamwoord in dat rechtstreeks naar de schrijver verwijst; hij spreekt dan van ‘mijn leven’ en ‘mijn voeten’. Eén keer gebruikt hij een ik, in het eerste hoofdstuk, maar in een zin die de implicaties van een vaststelbare identiteit ondergraaft: ‘Daarbij hoort ook, dat niemand weet, wie ik precies ben.’ Toch kan men zeggen - alle details wijzen daarop - dat Handke in Kindergeschichten zijn eigen ervaringen geobjectiveerd heeft en ze verbonden heeft aan een personage dat hij in de derde persoon beschrijft; hiermee brengt hij de distantie tot stand die in Die Lehre der Sainte-Victoire (dat in de eerste persoon is geschreven) ontbreekt.
Peter Handke
Kindergeschichte is een schetsmatige autobiografie. Aan de hand van het samenleven met het kind onderscheidt Handke een aantal fasen in zijn leven, waarin zijn boeken, ook al blijven ze ongenoemd, geplaatst kunnen worden. De laatste fase, ingeleid door Die Lehre der Sainte-Victoire, is de fase van een onbevangen, niet met schuld beladen (schuld van de algemene en persoonlijke geschiedenis) manier van kijken én leven: ‘Het kind scheen hem hetzelfde te zijn als zijn werk: een vlucht uit de actuele wereldgeschiedenis.’ ‘De ooggetuige’, een blijkbaar neutrale, boven de partijen zwevende instantie, observeert de tocht door het leven van een onschuldig kind. Dat zijn dochter onschuldig is, weet Handke overtuigend te beschrijven. Enige tijd heeft hij in zijn huis een crèche gehad, waar hij zijn dochtertje in gezelschap van andere peuters kon observeren. Ook hij komt weer tot de ontdekking dat ‘kind’ en ‘onschul[d’] geen synoniemen zijn. De onbevangenheid van zijn dochter is iets kostbaars, dat hij probeert te verzorgen en te koesteren. De vrijheid om op nieuw sommige als archaïsch afgedane ideeën te denken en verloren gewaande emoties te voelen heeft hij niet alleen aan Cézanne te danken maar ook aan het kind: ‘War es ih[n] denn nicht im ersten Moment sch[on] erschienen als sein persönlich[e] Lehrherr?’ Zoals hij in Die Leh[re] der Sainte-Victoire de zuiverheid van een negentiende-eeuwse schilder overneemt, zo neemt hij in Kindergeschichte de onbevangenheid van zijn dochter over - maar met h[et] grote verschil dat in Kindergeschichte de onbevangenheid als vanzelfsprekend uit de vertelling voor vloeit, uit de anekdoten, terwijl
Die Lehre der Sainte-Victoire ten onder gaat aan de loodzware constructie van een leerboek.