| |
| |
| |
Hoe men een wond heelt
De onthullende allure van Edmund Wilsons dagboeken
The Thirties From Notebooks and Diaries of the Period door Edmund Wilson Inleiding en redactie Leon Edel Uitgever: Macmillan, 753 p., f 66,75 Importeur: Keesing boeken
Carel Peeters
‘Het leven van een man, indien grondig onderzocht, is op zich zelf een complete werkelijkheid,’ schreef Edmund Wilson in 1936 in een brief aan John Peale Bishop. Met betrekking tot Wilson zelf begint deze uitspraak langzaam zijn volle gewicht te krijgen: na de Letters on Literature and Politics, de briefwisseling met Vladimir Nabokov en nu het tweede deel van zijn dagboeken begint Wilsons werkelijkheid steeds completer, en ook verbazingwekkender te worden. Door deze brieven en dagboeken krijgen we kanten van Wilsons leven en werk te zien die men niet bij hem zou hebben verwacht. Wilson hechtte veel waarde aan de eenheid tussen leven en literatuur, maar dat die eenheid bij hem zelf zo innig was dat er wel tien opwindende romans uit zouden kunnen worden gedistilleerd, moet zelfs de meest verstokte aanhanger van de autonomie van het literaire werk een kleur geven als deze dagboeken zich voor hem openen.
Edmund Wilson is de Dr. Johnson van de twintigste eeuw. Hij was ook een ‘solid man, who saw the world in concrete terms’, zoals hij zelf over zijn achttiende eeuwse evenknie schreef. Hij zag de literatuur ook in ‘a long perspective’ en had evenzeer ‘an enormous grasp’ op alles waarover hij schreef. In 1931 verscheen Axel's Castle, de eerste grondige reeks essays over de moderne literatuur van zijn tijd: James Joyce, T.S. Eliot, W.B. Yeats, Marcel Proust. Het waren bewerkingen van stukken die hij in de loop van de jaren twintig had geschreven. Hij had toen onmiddellijk begrepen warover deze schrijvers het hadden en waarom ze die bepaalde vorm hadden gekozen. Een jaar later is hij als journalist in het Zuiden van Amerika om daar met eigen ogen te zien hoe de mijnwerkers van Kentucky standhouden. Hij schrijft er artikelen en een boek over: America Jitters. Het wordt nog steeds beschouwd als het meest objectieve verslag van de gebeurtenissen in die tijd.
Edmund Wilson, ± 1930
Deze twee boeken behandelen een materie van zeer uiteenlopende aard, maar Wilson kon ze schrijven omdat hij zich getraind had in een stijl die hem het mogelijk maakte. Nadat hij de Princeton University had bezocht - hij studeerde in 1916 af - werkte hij enige tijd bij de New York Evening Sun, voor vijftien dollar per week. Het is een legendarisch feit, omdat Wilson volkomen faalde in het verwerven van een echt journalistieke stijl. Op een dag werd hem gevraagd een commentaar te schrijven. Toen hij het resultaat voorlegde kreeg hij te horen dat hij niet hoefde te schrijven als Dr. Johnson. Wilson antwoordde dat hem er veel aan gelegen zou zijn als hij zou kunnen schrijven als Samuel Johnson. In zijn eerste autobiografische boek, A Prelude, waarin hij dit voorval vertelt, voegt hij er aan toe dat het niet Johnson, maar Flaubert was die de grootste invloed op zijn stijl uitoefende. Het verschil is gering, want beiden bedienden zich van een objectiverende toon. Wilson kon over geen enkel onderwerp schrijven zonder dat hij zich toelegde op ‘the well-modelled sentence and the impassive Flaubertian irony’. Dit betekende wel dat hij ‘never made anything sound exciting’.
| |
Werken
Margaret Canby
Wilson heeft The Twenties en het grootste deel van The Thirties zelf voor publicatie gereed gemaakt. Dat wil zeggen: hij heeft zijn aantekeningen letterlijk overgetypt, zonder er ook maar enige wijziging in aan te brengen. Hij schreef er alleen toelichtingen bij als er anders niets van te begrijpen zou zijn. Deze rigoreuze trouw aan iets wat eenmaal is geschreven, is hoogmoed van een aardige soort. Er zijn veel notities die zonder veel schade weggelaten hadden kunnen. Wilson bracht zelfs geen wijziging aan in het karakter van een aantekening. Soms is de ‘jotting’ heel cryptisch, wemelt het van gedachtenstreepjes, haakjes en puntjes. Wilson ging op deze manier te werk omdat deze aantekeningen ‘had acquired total objectivity’, alsof ze helemaal niet van hem waren. Deze wijze van werken klopt met de manier waarop deze notities werden neergeschreven: ook toen was hij vooral een camera. Door deze trouw aan het verleden is er echter ook niets weggelaten dat Wilson toont in een minder fraaie gedaante. Niet alleen beschreef hij zijn eigen doen en laten met een amoreel en niet altijd flatterend oog, hij poetste zijn gedaante veertig c.q. vijftig jaar later niet op. De moeder van zijn tweede vrouw, Margaret Canby, zei eens tegen hem: ‘You're a cold fishy leprous person, Bunny Wilson’ en degene tegen wie deze vriendelijkheid was gericht noteerde het alsof het, zeg, tegen een Amerikaanse president was.
Wilson cultiveerde deze koele, ongevoelige, Flauberiaanse ironie en zijn dagboeken krijgen er een heel speciaal accent door. Wilson kijkt, luistert en beschrijft wat hij ziet en hoort. Hij beschrijft was hij zelf onderneemt met de ogen van een onpersoonlijke waarnemer, alsof hij er zelf niet bij betrokken is. Leon Edel, die de redactie van Wilsons dagboeken op zich heeft genomen, noemt het ‘mental account books’, kasboeken van gebeurtenissen, niet van gevoelens of emoties. Wilson is bovenal concreet, nooit vaag, dromerig of aangedaan. Tegen het einde van The Twenties besteedt Wilson verschillende pagina's aan zijn eerste en enige zenuwinstorting. ‘I had always thought that I was a strong personality and I couldn't understand my going to pieces,’ schrijft hij in zijn toelichting als hij terugkijkt op de laatste helft van 1929. Wat er precies met hem aan de hand was, is hem altijd onduidelijk gebleven, hoewel de symptomen er niet om logen: hij kon geen minuut achter zijn bureau blijven zitten, begon soms hevig te beven en werd besprongen door paniek en afgrondelijke somberheid. Hij bleef er een paar weken in een kliniek, maar hield deze toestand van afhankelijkheid niet uit en verdween. ‘Beschouwingen’ over zich zelf treft men in deze dagboeken niet aan, maar op dat moment ontstaat er toch iets dat erop lijkt. De inzinking ging gepaard met een gevoel van alle menselijke wezens en de wereld te zijn afgesneden, het gevoel niet werkelijk te bestaan en geen onderdeel van de maatschappij te zijn; hij werd bezocht door een neurotische twijfel over de zin van relaties en eenzaamheid. De remedie waardoor hij er over heenkwam was van Flauberiaanse aard: werken.
| |
Ongevoeligheid
Wilsons emotionele atrofie blijkt in deze dagboeken op vele plaatsen, maar daarmee is zijn emotionele karakter niet volledig getekend. Het onthullende van deze dagboeken is juist dat ze een Wilson laten zien die veel ruwer en ongevoeliger is dan we hem kennen uit zijn andere werk. Hiermee is niet gezegd dat hij zich zelf in het tijdens zijn leven gepubliceerde werk gepolijst zou hebben aangeboden, maar het kreeg daarin net iets meer objectivering. De roman Memoires of Hecate County is een ‘erotic masterpiece’, zoals men zegt. Literatuur dus, grotendeels aan de verbeelding ontsprongen zou men denken. Uit The Thirties blijkt nu dat Wilson passages uit zijn dagboek bijna letterlijk heeft verwerkt en dat de avonturen in werkelijkheid op deze manier, en op nog verdergaande manier hebben plaatsgevonden. Wil- | |
| |
son wordt er in mijn ogen in het geheel niet minder om, maar men wordt hier wel geconfronteerd met een bijzonder geval van objectivering en dramatisering.
Edna St. Vincent Millay
Een zekere mate van ongevoeligheid wordt bij Wilson gecompenseerd door iets anders, iets dat zijn werk juist zo aantrekkelijk maakt: zijn ‘intellectual sympathy’. Dit geobjectiveerde gevoel vindt men in alles terug, maar het meest uitgesproken in zulke sublieme essayerende herinneringen als Mr. Rolfe, over zijn leraar Grieks van de middelbare school, of zijn stuk over een andere leraar, Christian Gauss, zijn mentor aan Princeton University. Of de herinnering annex beschouwing over de dichteres Edna St. Vincent Millay. Het stuk ‘The Author at Sixty’, (in A Piece of my Mind) dat schijnbaar over hem zelf gaat, maar in werkelijkheid over zijn vader is moeilijk te lezen zonder dat men een al dan niet intellectuele sympathie voor de schrijver krijgt.
In The Twenties staat zomaar ergens de losse opmerking: ‘The Treasury of Human Abnormalities’. Deze aantekening staat er bij nader inzien helemaal niet zo los bij. Wilson bezat ‘an enormous curiosity’. Niets menselijks was hem vreemd, of vond hij vreemd. In deze dagboeken komt alles voor waarvan men kan zeggen dat het in de werkelijkheid voorkomt. Wilson noteerde ruzies op straat, vertelt wat iemand hem vertelde over een zelfmoord, geeft een grimmige dialoog weer tussen echtgenoten, schrijft op wat die en die deed en vond. Hij schept er behagen in mensen letterlijk te citeren. Hij heeft een klinisch oog voor menselijk gedrag. Vrouwen worden als het enigszins kan volledig beschreven: de uitdrukking van hun gezicht, kleren, armen, benen, voeten niet te vergeten. Een scherp oog observeert daarbij de mate van levendigheid en let op iemands stemming. Wilson had ongetwijfeld oog voor het harde feit. Zijn puriteinse opvoeding was in het begin van de jaren twintig omgeslagen in het tegendeel: tot zijn twintigste rookte hij niet, dronk niet, vloekte niet en ging niet met vrouwen naar bed. Toen hij in dienst was geweest dronk hij, vloekte hij en ging hij met vrouwen naar bed; alleen roken deed hij zijn hele leven niet. In The Twenties noteert hij een bezoek aan een dokter; hij was er vanwege een geslachtsziekte. De dokter specialiseerde zich in deze ziekte en sprak erover met doorgewinterde kennis, vloekend en scheldend op degenen die zich weer eens zoiets hadden aangehaald. Wilson notuleert het getrouw.
Mary Blair
| |
Puriteins
Dat Wilson vier keer trouwde is een indicatie dat zijn verhouding tot vrouwen niet simpel was. In 1923 trouwde hij met de actrice Mary Blair; ze kregen een dochter (Rosalind), maar het huwelijk eindigde in 1928. In 1930 trouwde hij met Margaret Canby. Zij overleed na een ongeluk in 1932 en de vijfenveertig pagina's aantekeningen die hij volgend op deze gebeurtenis maakt zijn de indrukwekkendste in dit deel. In 1938 trouwt hij met Mary McCarthy, met wie hij een ‘stormachtig’ huwelijk had dat in 1948 eindigde. Tenslotte trouwde hij met Elena Thornton, met wie hij getrouwd bleef tot zijn dood. In de dagboeken is sprake van een groot aantal andere vrouwen die soms bij hun voornaam, maar meestal met een initiaal worden aangeduid. De bron voor zijn verhouding tot vrouwen ligt in zijn jeugd. Wilson was enig kind en werd puriteins opgevoed. Zijn moeder was een stugge vrouw waar weinig affectie vanuit ging; ze was bovendien doof. Het gegoede milieu was tamelijk afgeschermd van andersoortige families en klassen. Op zijn twintigste heeft hij nog geen enkele erotische ervaring, behalve dat hij in het laatste van zijn studie eens zit te lezen en van de opwinding ejaculeert. De dokter stelt hem gerust als hij vraagt wat er wel aan de hand kan zijn. In dezelfde tijd hoort hij voor het eerst dat er ook hoeren in Princeton zijn. Hij is dan in gezelschap van drie vrienden, waaronder John Peale Bishop en Scott Fitzgerald. Bishop en de andere vriend voegen zich bij twee vrouwen. Wilson en Fitzgerald haken af en de laatste zegt: ‘That's one thing that Fitzgerald's never done!’ Het moet voor Wilson een van de laatste keren zijn geweest dat hij zich zo onverschillig betoonde in een dergelijke situatie. Uit de novelle Galahad weten we hoe moeilijk hij over zijn puritanisme heenkwam.
Wilson en Mary Mc. Carthy, 1941
In Wilsons proza treden altijd twee soorten vrouwen op: het eenvoudige Amerikaanse meisje en de ongenaakbare dame: in I Thought of Daisy zijn dat Rita en Daisy en in Memoires of Hecate County Anna en Imogen. Door beide soorten werd Wilson onweerstaanbaar aangetrokken en uit de dagboeken blijkt dat hij zijn leven verdeelde tussen deze twee soorten vrouwen. Als Wilson over hen schrijft krijgen deze aantekeningen binnen alle andere bestaande dagboeken iets bijzonders: ik geloof niet dat er andere journaals zijn waarin zo vanzelfsprekend, zo concreet en klinisch over eroktiek wordt geschreven. Wilsons objectiviteit bereikt in sommige pagina's onverwachte hoogten. ‘Even his record of his own copulations has this kind of objectivity - as if he were a naturalist at the zoo of himself,’ schrijft Leon Edel. Wilsons aandacht voor details verflauwt in zulke passages geen moment. Hij beschrijft de vrouwen met koele gefascineerdheid. In de meeste gevallen verlaat zijn consideratie hem niet, maar soms is hij uitgesproken masculinistisch van toon: ‘I told her to take of her dress.’ Hij noteert ook dat een vrouw zegt: ‘You won't frighten me, will you?’ Wilson had soms sadistische impulsen, die hij echter meestal uitsluitend op basis van vrijwilligheid de gelegenheid gaf. Over de relatie met ‘K’, die het niet onprettig vond om geslagen te worden, noteert hij: ‘I used to look forward to it and wonder how and where to buy a whip.’ Met koele nauwkeurigheid schrijft hij over de manier waarop de vrouwen de erotiek beleven; hoe objectief hij dan ook is, menigmaal vertelt hij ook hoe prettig hij het vond en klinkt er iets door dat op een verzaligde dankbaarheid lijkt. Aandoenlijk is dit als hij ‘Concord’ vertelt dat het vrijen hem de onweerstaanbare neiging oproept ‘to talk, read poetry, sing foreign-language
songs.’ Hij ging er ook op een bepaalde manier door denken, een soort denken ‘that seemed to me dramatic and beautiful’.
| |
Spijt
Van Wilsons objectivering en zijn gebrek aan sentimentaliteit of romantiek, gaat de suggestie uit dat de werkelijkheid is zoals hij hem beschrijft, en niet anders. In het gedeelte met de aantekeningen over zijn tweede vrouw Margaret Canby, na haar plotselinge dood, zien we een sterke persoonlijkheid in verwarring. Margaret Canby was zowel een dame als een eenvoudig Amerikaans meisje. Ze was tegelijk conventioneel en onconventioneel. De schok van haar dood roept grote schuldgevoelens bij hem op en hij vraagt zich af of hij echt van haar hield; hij verwijt zich zelf zijn verbale geweld en ‘perhaps I had gotten more like the father: extravagance, drinking, arrogance and tyranny’. Hij roept haar verschijning op, dingen die ze gezegd heeft, dingen die ze samen gedaan hebben, de erotiek op de bank, aan het strand, in bed, gekleed. Deze vijfenveertig pagina's aantekeningen hebben dezelfde werking als de monoloog van Molly Bloom in Ulysses; het is dezelfde ongecensureerde gedachtenstroom. De verwarring is zo groot dat Wilson, in haast op weg naar de plaats waar Margaret het ongeluk kreeg, in het vliegtuig erotische fantasieën krijgt bij het zien van de stewardess. Margaret Canby is hiermee niet uit Wilsons leven verdwenen. Hij droomt nog gedurende jaren van haar en steeds klinkt er iets van spijt door.
Wat Wilson aan affectie tegenover vrouwen miste, wordt misschien vergoed door de werkelijke belangstel-
vervolg op pagina 7
|
|