Voorzitter Mao
vervolg van pagina 53
Chinese volk geëerbiedigd werden, te verwerpen. Toch eindigde hij, misschien tot zijn eigen wanhoop, als een spiegelbeeld van de Zoon des Hemels, van wie iedere lettergreep wet en waarheid was - verschrikkelijk bewijs dat de Oude Wereld voortbestaat en in de Nieuwe rondwaart.’ Zo wordt Mao dus het slachtoffer van de Geschiedenis, wat een hele troost moet zijn voor de tientallen miljoenen slachtoffers van zijn bewind. Terrills beoordelingen zijn trouwens vrijwel steeds meer absurd dan ter zake: ‘Mao maakte het geweer de uitdrukking van een humanistische wereldbeschouwing.’ Heel bijzonder is ook: ‘Kunnen we Mao als een democraat beschouwen? Hij gaf de Volksrepubliek van China een politiek systeem dat ver verwijderd is van democratie. Maar terwijl hij zich een weg naar de macht baande, was hij een democraat in zijn geloof in de uiteindelijke macht van het volk.’ Dick Wilson begint zijn conclusie met een anekdote die een afdoend commentaar is op de warrige sentimentaliteit die Terrill in deze punten tentoonspreidt: ‘Een geleerde zei hem eens dat communisme liefde was. “Nee, kameraad,” repliceerde Mao, “communisme is geen liefde. Het is een hamer om onze vijanden te vernietigen.”’ De motor van zijn tomeloze energie was haat; grootmoedigheid kende hij niet, het was haat die voortkwam uit de afwijzingen die hij steeds maar weer had ondervonden in zijn jongejaren. Dezelfde kwaliteiten die hem zo te stade kwamen bij zijn klim naar de macht, keerden zich tegen China toen hij die macht had verworven. Hij was een slecht verliezer: egocentrisme en rancune dreven hem voort. ‘Mao's tyrannie was niet gelegen in buitengewone persoonlijke wreedheid die leidde tot de dood of gevangenname van zijn collega's, maar in zijn onvermogen om met mensen van werkelijk talent samen te werken.’ ‘In plaats
van een team van communistische talenten aan te voeren om voor 1949 de revolutie te bevechten en daarna het land te regeren, bracht Mao zijn 56 jaren in de communistische partij door met tien verzwakkende oorlogen in de “tweede lijn” tegen zijn eigen kameraden.’
Misschien zal dat uiteindelijk het voornaamste oordeel van de geschiedenis over Mao worden: dat nooit in de wereldgeschiedenis iemand zo'n grootse gelegenheid heeft gehad om zo'n groot deel van de wereldbevolking naar een beter bestaan te voeren, en dat zelden iemand daar zo slecht gebruik van heeft gemaakt.