Dilemma
Er is een verhaal van Borges dat gaat over dat dilemma, ‘Pierre Menard, Schrijver van de Quixote’. Rond de eeuwwisseling schrijft ene Pierre Menard een roman die woord voor woord dezelfde is als de Don Quixote van Cervantes. Het is, aldus Borges, een heel ander boek geworden. Denkbeelden die in de zeventiende eeuw conventioneel waren, blijken plotseling erg gewaagd en terwijl Cervantes een ongedwongen en eigentijds Spaans schreef, is de stijl van Menard archaïsch en enigszins geaffecteerd. Dit verhaal wordt door Barth, nog steeds in ‘The Literature of Exhaustion’, geprezen als een voorbeeld van de zelftranscendentie die hij ook met zijn eigen werk beoogt.
Maar is het wel waar dat de roman à la Cervantes op paradoxale wijze voortleeft in ‘Pierre Menard’ van Borges? Dat verhaal is geen roman en het is zelfs maar de vraag of het een verhaal is. Het heeft een spiegelbeeld in het werk van Borges, ‘Kafka en zijn voorlopers’, een stuk dat hij een essay noemt. Menard heeft niet bestaan en Kafka wel, maar formeel is er tussen beide stukken geen verschil. Ze behoren tot een metagenre, en of Borges dat nu ‘verhaal’, ‘ficcion’ of ‘essay’ noemt maakt weinig uit. Wat Borges interesseert is het idee van een auteur als Menard. Zijn Quichote is een hypothese die het begin is van een prikkelende gedachtengang en dat boek hoeft helemaal niet te bestaan; middels een minieme ingreep van de verbeelding kan iedereen het zelf schijven.
Barth schrijft zulke hypothetische boeken wél. Niet Borges is zijn voorbeeld, maar Pierre Menard. ‘Stel je eens een pikareske roman voor,’ bedenkt hij, ‘in de trant van Smollett of Henry Fielding, maar dan nu geschreven, in een laat-zeventiende-eeuws Engels,’ en vervolgens schrijft hij niet óver dat idee, maar geeft het, archaïsch, geaffecteerd, van a tot z gestalte in The Sot-Weed Factor. Doorfilosoferend over het vraagstuk van de authenticiteit vraagt hij zich af: ‘Hoe zou het zijn om een roman te lezen bestaande uit allerlei documenten die elkaar in twijfel trekken?’ en schrijft dan niet over het lezen van zo'n roman, nee, hij schrijft bijna achthonderd pagina's Giles Goat-Boy, die roman zelf. ‘Vertellen en vrijen hebben meer gemeen dan hun beginletter,’ peinst hij, niet ten onrechte. ‘Voor allebei geldt dat je steeds iets nieuws moet verzinnen wil het boeiend blijven,’ en hij schrijft een vervolg op de sprookjes van duizend-en-één nacht, Chimera. Het zijn stimulerende ideeën, maar dan uitsluitend als hypotheses; ze behoeven geen verwezenlijking. Wanneer je een Drosteblik opent, op zoek naar een chocolaatje, en je vindt daarin weer een Droste-blik en daarin nóg een en dan nóg een, dan weet je het op een gegeven moment wel. Wanneer je uitkomt op een repeterende breuk, houd je op met delen zodra je de regelmatigheid ontdekt hebt. Stel, je hebt je de Don Quixote van Menard aangeschaft; zodra je merkt dat je het boek al eens gelezen zou kunnen hebben klap je het dicht. Zo is het mij ook vergaan met de boeken van Barth. Na een zeker punt had ik het wel gesnopen. Barth is het antwoord op de vraag waarom Borges geen romans geschreven heeft.
In Letters heeft John Barth zich breder gemaakt dan ooit - en is hij zo plat geworden als een dubbeltje. Het boek bestaat uit zo'n twee miljoen letters. Dat is de cynische betekenis van de titel. Het bestaat tevens uit achtentachtig brieven. Het is een roman in brieven, of liever: een imitatie van een roman in brieven, want de romans van Barth imiteren de vorm van de Roman, ze zijn geschreven door een auteur die de rol van Auteur imiteert. Hier imiteert Barth zijn eigen imitaties. De correspondenten zijn figuren die we al kennen uit zijn vroegere werk: Todd Andrews, Jacob Horner, Jerome Bray, Ambrose Mensch, er is een nazaat van Ebenezer Cooke, de Poet Laureate van Maryland, en ook een zekere John Barth, auteur, een imitatie van de John Barth die de rol van Auteur imiteert. Geheel nieuw is de weergaloos geile Germaine Pitt, Lady Amherst, Acting Provost van Marshyhope State University, waar de handeling zich voltrekt (Letters is, onder veel meer, een imitatie van een campus-novel).
Het verhaal kan ik niet in het kort weergeven, want het bestaat zelf weer uit beknopte samenvattingen van duizelingwekkende verwikkelingen. Dat is een bekend ingrediënt uit de vroegere romans. Wat ook geldt voor de weigering om onderscheid te maken tussen fictie en werkelijkheid - er loopt een politieke intrigant rond in het boek die zich zelf een ‘action historiographer’ noemt. De romans van John Barth zijn de geschiedenis van de correspondenten, die de waarachtigheid van de auteur
vervolg op pagina 55