Een journalist zonder speurneus
Jürg Federspiel op reis door de wereld
Die beste Stadt für Blinde door Jürg Federspiel Uitgever: Suhrkamp, 225 p. f 27,80 Importeur: Nilsson & Lamm
Gerda Meijerink
‘Het leven zelf schrijft toch de mooiste verhalen,’ besluit Jürg Federspiel één van zijn stukken in de bundel Die beste Stadt für Blinde. Hij moet zelf de laatste zijn die dat gelooft, want als er één is die aantoont dat het leven zelf geen verhalen oplevert, is Jürg Federspiel dat wel. Deze Zwitserse schrijver/journalist is in Nederland tot dusver een volslagen onbekende en ik weet niet of dat terecht is, want ik heb zijn romans en verhalenbundels niet gelezen. Maar Die beste Stadt für Blinde mag niet onopgemerkt voorbijgaan, het is een prachtig voorbeeld van wat er op het grensgebied van journalistiek en literatuur mogelijk is.
Want zuivere journalistiek is het niet wat Federspiel bedrijft, al verlaat hij geen moment de reële basis van het waargenomene en al handhaaft hij in al zijn stukken de basisvorm van de reportage. Daarvoor is Federspiel zélf te veel aanwezig in zijn stukken, te veel herkenbaar als de waarnemer op wie het waargenomene op de een of andere manier inwerkt, maar óók als degene die vaak helemaal vergeet waarvoor hij gekomen is en die zich laat afleiden door een passerende hond of een stralend glimlachende neger. Dát is het literaire element in zijn teksten: de wereld is de waargenomen wereld, zonder subject bestaat zij niet en zonder ordening is zij een chaos.
Jürg Federspiel
De locaties van Federspiels ‘reportages’ zijn bij voorkeur de plekken waar de ordening van die chaos plaatsvindt: kerkhoven, hondenasiels, de morgue van Manhattan, Basel, blindeninstituten, Vietnam. Alleen: het ordenen wil er niet erg lukken. In de morgue van Manhattan, onder leiding van een wereldberoemde patholoog-anatoom, struikelt hij letterlijk over de opgebaarde of ingevroren waterlijken en zelfmoordenaars en de losse lichaamsdelen van anonieme slachtoffers van een crime. In de hondenasiels en dogs hotels van New York zitten de honden wel keurig opgeborgen, maar de gekkigheid is in de mensen geslagen: ‘De honden kunnen de menselijke problemen definitief niet meer aan,’ is zijn laconieke slotconclusie. Hij is niet van zins zich ergens over op te winden. Morele verontwaardiging kent Federspiel niet, maar ook koele distantie is hem vreemd. In plaats daarvan verwondert hij zich, haalt hij bijna onmerkbaar zijn wenkbrauwen op. Alleen als zijn eigen land, Zwitserland, ter sprake komt wordt er wel even uitgehaald, waarmee hij in een goede Zwitserse literaire traditie staat.
Maar meestal is hij in New York, maakt daar de openbare verkoping van de inboedel van een gigantisch in verval geraakt luxe-hotel mee. Ontmoet mensen die hun halve leven in het hotel gewoond hebben, ziet hun ontluistering, hoort hun absurde levensverhaal. Hij bezoekt Potter's Field, de begraafplaats van de stad New York waar dagelijks een zestigtal anonieme doden worden begraven, of opgegraven als de anoniemiteit weer opgeheven wordt. In het Light House, het blindeninstituut, ontmoet hij iemand die hem meeneemt op huisbezoek bij blinden in Harlem. Met een blinde leraar gaat hij een dag naar school. Hij wordt door een blinde bedelaar met zijn hond bedreigd om een dollar.
Maar dat alles gebeurt als bij toeval, het is niet afgerond, het is een vorm van antireportage. Federspiel, de journalist zonder speurneus. Vooral zijn beschrijving van een reis door Vietnam in 1972 is daar een uitdrukking van. Hij gaat erheen om de oorlog te zien, maar wat hij tegenkomt is wat geknetter in de verte en de raadsels van de Vietnamese ziel. Dit Spaziergänge in Vietnam (de titel is al een prijs waard) zal dan ook nooit zijn actualiteit verliezen, zoals Graham Greenes boeken altijd actueel blijven. Niet omdat hier het leven zélf aan het woord zou zijn, maar omdat er een persoon aanwezig is die dat leven met krachtige slagen van het kaf bevrijdt om er wat graankorrels aan over te houden.