Deelgenoot van Amerika's armoede
Fotografisch verslag van een zwerftocht
American Pictures Amerikaanse indrukken door Jacob Holdt Uitgeverij: Kosmos, 272 p. f 39,50
Ursula den Tex
‘Mijn enige deskundigheid is zwerven,’ zegt de jonge Deen Jacob Holdt in zijn fotoboek American Pictures. Vijf jaar lang heeft hij aan gene zijde van de American Way of Life een soort schaduwtoerisme bedreven. Van het ene getto naar het andere getto, van de stedelijke armoede van het Noorden naar de halve slavernij op zuidelijke plantages. Dat zwerven heeft hij met talent gedaan, zonder geld en zonder vooroordelen, wat niet bepaald de veiligste maar wel de beste manier is om een land te leren kennen, omdat het je overlevert aan de gastvrijheid van vreemden.
‘Vaak bracht ik dagenlang door met luisteren naar een alleenstaande en hoe meer ik hun frustraties beluisterde, des te meer dacht ik na over datgene wat hen in die situatie gebracht had... Het spreekt vanzelf dat veel van die verhoudingen op seksuele basis begonnen, omdat het vaak was alsof je over een drempel heen moest om zo intiem te worden dat je je hart bij elkaar kon uitstorten. De Amerikanen, mannen zowel als vrouwen, zijn op dat gebied erg agressief... (maar) dat biedt ook de mogelijkheid tot menselijk contact.’ Even later zien wij Holdt weer opstappen en aan de kant van de weg gaan staan, de duim omhoog en het bord Touring USA from Denmark op de buik. Op weg naar weer een ander gebied van honger en ellende.
Zo'n methode is een wel erg drastische, ruige, versie van het normale journalistieke procédé dat ook bestaat uit een combinatie van contact leggen en afstand nemen. Holdt lijkt zich vaak helemaal lijdzaam te hebben aangepast aan de omstandigheden waarin hij terechtkwam, als de beste manier van overleven. Maar toch zien we hem telkens weer op het allerlaatst dat mechanisme van afstand-nemen in werking zetten. Twee allerliefste oude dametjes hebben hem in huis opgenomen en proberen hem nu ook maar meteen te bekeren tot het geloof in de Heer. Holdt, plooibaar als altijd in deze situaties, ziet al het visioen van de Heiland voor zich opdoemen. Wanneer hem dat toch te gek wordt trekt hij innerlijk aan de noodrem door voor zich heen het zinnetje te prevelen ‘ik weet wel dat jullie geen negers in de kerk toelaten’.
Pas in de loop van zijn zwerftochten door de USA is Holdt op het idee gekomen dat het fotografisch ‘dagboek’ dat hij voor zich zelf bijhield ook kon dienen om aan anderen verslag te doen. De selectie uit die foto's vormt een fantastisch boek: niet omdat Holdt zo'n goede fotograaf is - iedereen die duizend en nog eens duizend foto's schiet kan er best een honderdtal overhouden die reproduceerbaar zijn. Maar weinig foto-verslaggevers zullen op zo'n vertrouwde voet met hun onderwerpen hebben geleefd. Holdts verslag is niet het resultaat van een manier van kijken maar van een manier van leven en daardoor zien wij de armoede van Amerika door de ogen van iemand die daar deelgenoot van was. Zijn menselijke onderwerpen kon hij zonder voorbehoud en schaamte gadeslaan omdat hij er bij hoorde.
Holdt kwam al liftend ook in de huizen van de rijken; een paar foto's van miljonairs in huiselijke sfeer moeten als contrast dienen voor de beelden van armoede. Het werkt echter niet als zodanig, want je kunt in een rijkeluis woning immers maar één kamer tegelijk fotograferen, zoals Holdt zelf zegt, terwijl de arme niet méér heeft dan een kamer. Maar het werkt ook niet omdat rijkdom niet in de eerste plaats bezit betekent maar vooral de vrijwaring van rottigheid, van alles dus wat op die andere foto's en in Holdts verhalen zo overvloedig aanwezig is: de vochtplekken, het verval, de rattebeten, de overlast van anderen door lawaai, bedreiging en geweld.