Een kleine ballon vol zuurstof
De vertaling van Proust gaat gestadig voort
De kant van Guermantes I door Marcel Proust vertaling: Thérèse Cornips Uitgever: De Bezige Bij 326 p. f 39,50
Ed Jongma
Met De kant van Guermantes I is nu bijna de helft van Prousts levenswerk A la recherche du temps perdu voor Nederlandse lezers toegankelijk geworden. Als de frequentie van ongeveer een deel per jaar voortaan gehandhaafd blijft, betekent dit, dat Thérèse Cornips omstreeks 1986 of 1987 háár levenswerk zal hebben voltooid, want zo mag men een Proust-vertaling toch wel noemen. Hierbij moet worden aangetekend, dat de eerste delen niet door haar maar door Lijsen werden vertaald, en Een liefde van Swann door weer een ander: Veenis-Pieters. Dat heeft natuurlijk consequenties gehad voor de ‘eenheid van stijl’, maar bij een zo omvangrijk werk als dat van Proust zijn dat problemen die zich voor kunnen doen. Veel meer valt er niet over te zeggen.
In dit eerste deel van de Guermantes doet de Verteller zijn intrede in de salons van de Faubourg Saint-Germain, waar de oude aristocratische familie van de Guermantes een dominerende rol speelt. Deze intree wordt makkelijk gemaakt door zijn vriendschap met Saint-Loup, die tot de familie behoort, en bovendien door de geduchte en sinistere Charlus, die zich aangetrokken voelt tot de intelligente jongeling, en hem aan het einde van het boek zelfs voorstelt zijn geestelijke erfgenaam te worden: ‘Wees niet dom, weiger niet uit bescheidenheid. Begrijp goed dat ik niet denk, wanneer ik u een grote dienst bewijs, dat u niet evenveel voor mijdoet. De mensen uit mijn wereld interesseren me allang niet meer, ik heb nog maar één passie, proberen de fouten van mijn leven goed te maken door een nog onbedorven geest, in staat tot ware zielskracht, te laten profiteren van wat ik weet. (...) Ik heb jonge neven die, ik zeg niet on waardig, maar die niet in staat zijn de geestelijke erfenis waarover ik het heb te ontvangen. Wie weet bent u degeen in wiens handen die erfenis kan overgaan, degeen wiens leven ik misschien richting zal geven en tot hoge hoogten voeren. (...) Maar voor ik dat kan weten zou ik u vaak moeten zien, heel vaak, dagelijks.’ Dit is de proloog van wat in de latere boeken zal uitgroeien tot een relatie met, in psychoanalytische zin, nogal wat sadomasochistische ondertonen. Zie hierover bij voorbeeld het proefschrift van Halberstadt-Freud.
De wens van de Verteller om toegelaten te worden tot de salons is, zoals alles bij Proust, niet eenduidig te verklaren. Natuurlijk hoopte hij in de salons in contact te komen met de toonaangevende mensen van zijn tijd, en natuurlijk verwachtte hij een statusverhogend effect voor zijn eigen positie, maar eveneens een aanleiding blijkt in dit boek zijn verliefdheid op de hertogin de Guermantes te zijn. Het contact met mevrouw de Guermantes lijkt voorlopig alleen mogelijk via de salon, hoewel de Verteller met zijn ouders en grootmoeder in hetzelfde gebouwencomplex is komen wonen waarin zich ook de vertrekken van de hertogin bevinden. De wereld van adel en hoge burgerij blijkt maar een kleine te zijn.